Volg ons op facebook
|
< terug
De ongecensureerde Marcus Antonius (14)
Agrippa gaf geen weerwoord maar stak in stilte zijn zwaard weg zonder daarbij iets van zijn trots te verliezen. Met krachtige ogen hield hij zijn blik op Antonius gericht, die tegelijkertijd gecharmeerd en geïrriteerd was door deze zelfzekere en arrogante persoon. Octavianus, tevreden dat hem nu eindelijk de ruimte geboden werd te spreken, vervolgde zijn verhaal.
'De reden waarom ik naar hier gekomen ben is omdat ik denk dat onze beide partijen baat zouden hebben bij een overeenkomst. Jupiter verhoedde dat we ooit vrienden zullen zijn, Antonius, maar aangezien we gezamenlijke vijanden hebben is het misschien beter dat we een gemeenschappelijk doel nastreven.'
'Ik denk er niet aan,' volhardde Antonius koppig.
'In ruil daarvoor kan ik ervoor zorgen dat jouw vogelvrijverklaring ingetrokken wordt.'
'En hoe denk je dat voor mekaar te krijgen in de senaat?' vroeg Antonius, die er niet in sloeg zijn interesse te verbergen. Zijn vogelvrijverklaring speelde hem immers heel wat parten en het was een juk dat hij graag van zich af wilde schudden.
'Garandeer me dat je niet tegen me ten strijde trekt,' zei Octavianus, 'en garandeer me dat je me zult steunen tegen Brutus en Cassius. In ruil daarvoor zorg ik ervoor dat je vogelvrijverklaring ingetrokken wordt.'
'Niet zolang jij me uitlegt hoe jij dat voor mekaar denkt te krijgen in de senaat.'
'Ik zal met mijn soldaten naar Rome gaan,' antwoordde Octavianus. 'Ik zal met hen de senaat binnenvallen en daar zal ik het afdwingen.'
'Dat is een boude zet,' zei Antonius, 'en volgens mij een hap uit het prijsvlees waar jouw kleine mondje niet tegen bestand is.'
'Het enige wat ik wil weten is of u zich met mij zal verenigen in de strijd tegen Brutus en Cassius als ik ervoor kan zorgen dat uw vogelvrijverklaring ingetrokken wordt,' onderstreepte Octavianus met klem.
'Jongen, als je dat voor mekaar krijgt, ben ik zelfs bereid je een dikke natte smakkerd op je kont te geven,' reageerde Antonius spottend.
Hij onderschatte Octavianus echter, want deze ging na hun ontmoeting met acht van zijn legioenen naar Rome en deed precies wat hij gezegd had. Hij overschreed de heilige grenzen, baande zich een weg naar het hart van de stad, en viel vervolgens het Senaatsgebouw binnen waar hij drie eisen kenbaar maakte. Ten eerste dat er aanzienlijke premies moesten worden uitbetaald aan zijn soldaten. Ten tweede dat de vogelvrijverklaring van Antonius ingetrokken werd. En ten derde het consulschap van Rome, dat hij nog steeds in de wacht wilde slepen.
'Dit is een schande!' brulde Cicero op de toppen van zijn longen, 'waar halen jullie het lef vandaan om de senaat binnen te vallen met zulke lasterlijke eisen? Antonius heeft een burgeroorlog veroorzaakt en heeft als geen ander de constitutie met voeten getreden. De intrekking van zijn vogelvrijverklaring zou zelfs niet overwogen mogen worden! En hoe durf je het consulschap van Rome middels militaire middelen opeisen? Heb je dan niets geleerd uit de geschiedenis? Heb je dan niet gehoord hoe het in Rome vergaan is toen Marius, Sulla en zelfs Caesar met hun soldaten de stad innamen?'
'Maak je geen zorgen, Cicero,' zei Octavianus, 'ik ben niet van plan om proscriptielijsten op te stellen of enige andere kwade daad te begaan. Ik wil slechts het consulaat omdat ik mezelf als de meest geschikte kandidaat beschouw. Mijn leeftijd zou geen punt mogen zijn.'
'Je leeftijd is wel een punt!' spuwde Cicero. 'Je bent nog maar een jongen!'
'Als u weigert Caesar het consulaat te geven zal dit het doen,' zei één van Octavianus' soldaten terwijl hij zijn zwaard op Cicero richtte.
'Caesar?' vroeg Cicero, 'laat je jezelf nu ook al Caesar noemen?'
'Dat is de naam van mijn vader, Cicero, en dus ook de mijne.'
'Je weet niet waar je mee bezig bent, jongen,' klaagde Cicero, 'je weet werkelijk niet waar je mee bezig bent!'
Maar Octavianus wist het wel. Hij kreeg de premies voor zijn soldaten, regelde de intrekking van Antonius' vogelvrijverklaring en stelde zich zelfs verkiesbaar voor het consulschap van Rome, dat hij overigens tot groot ornaat van zijn opponenten in de wacht sleepte. Het was een klinkende overwinning geweest.
'Het joch heeft het hem geflikt,' zei Antonius toen het nieuws over het gebeurde zijn gehoor bereikte, 'hij heeft ervoor gezorgd dat mijn vogelvrijverklaring ingetrokken werd. Wat had ik graag de blik op Cicero's gezicht gezien toen hij daaraan moeten toegeven had! De knaap heeft karakter, ik moet het hem nageven. Maar dat neemt niet weg dat hij een ronduit verraderlijke egel is! Hoe durft hij het consulschap van Rome opeisen? Hij is veel te jong voor dat ambt. En hij heeft er met geen woord over gerept tijdens onze ontmoeting. Zoiets zou ik nooit goed gekeurd hebben.'
'Die jongen is leper dan een Parthische boogschutter,' zei Lepidus hierop. 'Je bent hoe dan ook verlost van je vogelvrijverklaring. Dat moet toch een opluchting voor je zijn?'
'Dat is het ook,' gaf Antonius toe, 'maar als dat joch denkt dat ik nederig het hoofd voor hem zal buigen omdat hij consul is heeft hij het mis!'
Antonius en Lepidus waren ondanks hulp van Octavianus nog niet volledig uit de problemen. Sinds zijn overwinning in Mutina was het de persoon van Decimus Brutus bijzonder goed gegaan en deze had zich vol goed moed gestort op de taak Antonius vooralsnog op het slagveld te bestrijden. Decimus was de zaak van Brutus en Cassius zeer toegedaan en had er alle baat bij als hij kon vermijden dat Antonius een terugkeer naar Rome maakte. Daarom dat hij een aanval plande samen met een andere aanvoerder, Lucius Plancus genaamd, wiens hulp hij gevraagd had in zijn queeste naar verdere militaire glorie.
'Als we hem uit de weg hebben,' zo had Decimus tot Plancus gezegd, 'is de weg vrij voor Brutus en Cassius om met hun soldaten naar Rome op te trekken. De enige tegenstand die er dan nog is, is die van Octavianus. Maar Cicero verzekert ons dat hij de jongen wel in toom zal kunnen houden. Als we Antonius en Lepidus uitgeschakeld hebben is het grootse gevaar geweken. Gezien mijn ervaring in Gallië en recente overwinning in Mutina twijfel ik er niet aan dat we deze taak tot een goed einde kunnen brengen.'
'We zullen zegevieren of we zullen sterven op het slagveld,' had Plancus als dapper weerwoord gegeven.
Plancus lulde echter uit zijn nek want zodra hij de kans daartoe kreeg, liep hij over naar het kamp van Antonius en Lepidus waar hij volmondig uit de doeken deed wat Decimus Brutus van plan was. Daar hij verraden was en Plancus zijn plannen aan de vijand overgebracht had, was deze het voordeel van een verrassingsaanval kwijtgespeeld. Bovendien was hij numeriek in de minderheid nu Plancus met zijn soldaten naar Antonius en Lepidus overgelopen was. Beseffend dat hij geen andere optie meer had dan er vanonder te muizen, was dat precies wat Decimus deed.
'Ik zal naar Macedonië gaan,' zei hij. 'Ik zal me gaan aansluiten bij Brutus. Spoedig zal ook Cassius er arriveren en zullen we tot een goed gecoördineerde aanval over kunnen gaan. Ik hou de hoop hoog dat Cicero er ondertussen in slaagt Octavianus in de senaat in het gareel te houden.'
Vol goede moed vertrok Decimus op die manier naar Macedonië. Helaas voor hem zou hij er nooit aankomen. Op de weg naar zijn bestemming werd hij namelijk aangevallen door een horde Galliërs die trouw gezworen hadden aan niemand minder dan Antonius zelf. Toen de Galliërs beseften wie ze gevangen genomen hadden en ze Antonius hierover ingelicht hadden, gaf deze onberoerd opdracht aan hen om Decimus te doden, wat de Galliërs zonder scrupules deden. Dat betekende dan meteen ook het einde van de rit voor Decimus Junius Brutus Albinus, wiens rol in het amalgaam van Romeinse belangen nu definitief uitgespeeld was.
feedback van andere lezers- Wee
Great!
x mephistopheles: thanks! - koyaanisqatsi
En er staan nog wat executies aan te komen! Salve! mephistopheles: yep,wat moet gebeuren zal gebeuren! - Mistaker
Eens met Wee, en of.
Groet,
Greta mephistopheles: oef! - Dora
Het menselijke dilemma in de notendop: die tegelijkertijd gecharmeerd en geïrriteerd was door deze zelfzekere en arrogante persoon.
Onderhandelen, samen of tegenwerken, poehee... mephistopheles: waar mensen zich allemaal mee bezighouden. Ze waren beter eens een nachtje stevig gaan stappen
|