Volg ons op facebook
|
< terug
Zombies
Zombies
Antwerpen , 1920, drie jongeren, Arius, Celsius en Andreas gaan na een avondje drinken huiswaarts.
Het is koud en kil en het vriest zelfs. De volle maan straalt dreigend in de lucht. Het is bijna 12 uur 's nachts.
"Zeg laat ons langs het kerkhof gaan, da's veel korter mannen!"
"Komaan Andreas, wel een beetje luguber hé !"
"Komaan zeg, wees eens een beetje avontuurlijker !" reageerde Arius.
"Ik stem voor, maar ik zou toch even eerst willen plassen !" zei Celcius.
"Oké we gaan via het kerkhof en dan kan je plassen tegen de kerkhofmuur Celcius".
Zo gezegd zo gedaan. In de verte sloeg de stadstoren twaalf keer.
Enkele minuten later liepen de drie makkers langs het kerkhof.
Celcius begon te plassen tegen de muur, de andere twee rookten een beetje verder een sigaret.
"Toch altijd een beetje akelig hé, zo'n begraafplek, dadelijk zien we nog een geest of zo!"
"Laten we niet te lang wachten , je weet maar nooit, ben je klaar Celcius?"
"Ja, nog effe…"
Celcius sloot zijn rits en liep naar zijn makkers. Plots hoorden ze een vreemd geluid, alsof iemand of iets hen naderde.
Even kwam er een wolk voor de maan waardoor het aardedonker werd.
Op dat moment hoorden ze een verschrikkelijke lach. Ze draaiden zich om en zagen het ding staan. Het was menselijk maar ook weer niet, het had grote benige handen, lange magere benen en een verschrikkelijk gezicht, de pus droop er af en enkele tanden vielen uit zijn mond.
De drie mannen schrokken zich te pletter.
"Getver, wat is dit, komaan jongens, rennen !" riep Andreas.
Op dat moment werd Celcius al bij de keel gegrepen en beet het ding hem een arm af, hij schreeuwde het uit van de pijn. De twee anderen werden door de vrije hand van het monster onder bedwang gehouden. Het ding had hen vast bij hun klederen.
Een later viel Celsius tegen de grond, de andere twee volgden nadat ze bloederige wonden hadden op hun borst en armen...dood….alle drie !
Dan plots kwam de maan weer tevoorschijn en lagen de stoffelijke resten van de mannen daar.
Het monster of wat het ook was, was verdwenen in de nacht…
Antwerpen, 2023.
Het kerkhof lag er zoals begrijpelijk doods bij, de stilte van het kerkhof overviel je. Het was al iets over twaalf 's nachts.
Plots hoorde je een scheurend geluid. Grafstenen werden zonder probleem opzij geschoven. Drie zombies kwamen tevoorschijn.
"Wat een leven hebben wij toch !" stamelde één van hen.
"Wij hebben niks leven, niks, wij zijn dode levenden of levende doden, 't is maar hoe je het bekijkt Andreas!"
"Ach man ik moet je gezeur niet !"
De derde zombie, Celcius kroop iets moeilijker uit zijn graf.
"Gaat het ?" vroeg Arius.
Celcius knikte traag, enkel stukken huid vielen van zijn uitgemergelde lijf. Maden zaten in zijn oren.
"Zeg Andreas, in plaats van te zeuren zou je beter je oog terug in de kas duwen want het hangt daar te bengelen naast je oor, dat ook al niet veel meer voorstelt!"
Andreas duwde de oogbol terug in de kas. "Dat is al beter !"
"Zeg nu eerlijk , wat voor leven hebben wij, elke nacht in het pikdonker verschijnen, wachten op onschuldige voorbijgangers en tegen zonsopgang weer in die donkere koele begraafplaats kruipen !" zei Andreas.
"'t Ja veel is er niet te beleven en als we dan eens een slachtoffer hebben moeten we dat verdelen onder ons en meestal is het een alcoholieker en die zijn zo taai als leder en smaken naar hondenpoep!"
"Dat niet alleen, weet je hoeveel mensen veganisten zijn of vegetariërs ? Hun vlees is afschuwelijk, het smaakt naar kots !"
"Inderdaad en ik krijg na het eten van hen vaak migraine en ik heb geen paracetamol hier!" zei Celcius, terwijl er pus uit zijn neus droop.
"En een jong mens zien we hier niet komen, die zijn slimmer als wij toen !" zei Andreas.
"Was wel jou keuze toen hé, idioot die je bent !" bromde Arius.
"Jij bent een lul en en schijter !"
Andreas was boos, hij peuterde aan de resten van zijn oor, de helft ervan viel van zijn kop af.
"En als ik mezelf zo zie, met al dat vies vel en een lichaam vol gaten is mijn honger ook gestild!" zei Arius.
"De enige die hier nog rondloopt is die idioot van een bewaker, zeker tachtig jaar oud en niet te vreten, het enige wat we nog kunnen doen is hem de stuipen op het lijf jagen !"
"Een hond heeft een beter leven, zelfs een dode want die gaat naar de hemel".
"We kunnen niet eens op café gaan of naar een winkel!"
"Niet op de loterij gokken ".
"Niet naar het voetbal!"
"En al zeker niet naar de hoeren !" grapte Andreas.
"Tot het einde der tijden zijn we gedoemd om hier te blijven !"
De twee anderen schudden hun vieze hoofd. Stukken huid en tanden vlogen in het rond.
"Dat schudden mag je voor mij laten hoor losers, ik hang vol nu !" zei een kwade Arius.
"Je bent precies weer met je verkeerde been uit het graf gekomen !"
"Nu je het zegt, zou best kunnen want mijn achillespees is weg" repliceerde Arius.
"En dan onze namen, wie heeft die bedacht, waarschijnlijk weer één of andere maffe schrijver!"
"Hoe je het weet," zei Andreas, "normale mensen heten, Jan, Piet, Joris en Korneel !"
"Die hebben baarden !" reageerde Celsius.
"Hoezo ?"
"Ja die van die evergreen , al die willen te kaperen varen of zoiets!"
"Ik verkies Mozart in plaats van kinderliedjes!"
"...en weet je wat ik ook zo vervelend vind aan zombie zijn, dat gestrompel steeds, waarom kunnen wij niet gewoon lopen, als normale mensen!!!"
"Omdat we niet normaal zijn !"
"Vind jij het misschien normaal dat de maden uit je oren kruipen en dat je stinkt als de hel?"
"Let een beetje op je woorden hé, ik ben ook maar een zombie!!!"
"Jongens komaan, nu geen ruzie maken, we zullen eens over de muur gaan kijken of er iemand op komst is!"
Ze slopen over de graven richting muur. Ze keken vervolgens naar beide richtingen.
"Getver, ik hoor iets !" zei Andreas.
"Je eigen knoken die tegen elkaar rammelen zeker !"
"Ssssst….nee echt iemand is op komst!"
Ze tuurden over de muur en inderdaad er kwamen twee mensen aan. Ze hadden een zaklamp bij.
"Misschien toch nog een feestmaaltijd vanavond!"
Op het moment dat de twee personen nabij hen waren sprongen ze me zijn drieën over de muur en kwamen netjes terecht voor de twee mensen.
Die begonnen te krijsen alsof ze net zombies hadden gezien, en dat was ook zo!
"Laat ons gerust, wij zijn brave mensen!"
"Wie zijn jullie ?" vroeg Arius. Terwijl hij vervaarlijk zijn grote mond opensperde. Enkele spinnen kropen er uit en de stank was bijna ondraaglijk.
Celsius en Andreas deden ook vervaarlijk en angstaanjagend.
"Wij zijn getuigen van Jehova!" zei één van de mannen die zo wit zag als een dood lijk, of een pas gewassen wit laken of een propere witte onderbroek.
"Oh nee !!! Getuigen van Jehova, niet te geloven !" schreeuwde Arius luid.
"Oneetbaar en smaken naar look en spruitjes die over houdbaarheidsdatum zijn !"
De drie zombies keken elkaar aan en vloekten. "En wat zit er in die tas ?" wees Arius met zijn benige vinger naar hun tas die ze bij hadden.
"Euh...niks...niks…" stamelde de andere.
Arius sprong vooruit en griste de tas uit zijn handen, hij scheurde de tas open.
"Verdorie, dat zijn drugs, coke !" zei Arius grommend en hij nam de zakken wit poeder er uit.
"Scheer jullie weg of we doden jullie !".
De twee renden als gekken weg.
Even later zaten de drie zombies te coke te snuiven, terwijl ze gregoriaanse liederen zongen van Urbanus en Herman van Veen.
Intussen was het het al bijna zonsopgang maar door hun roes merkten de drie zombies dat niet meer.
Arius was net 'Halleluja' van Cohen aan het zingen toen de eerste zonnestraal op zijn arm scheen. Zijn arm verbrande dadelijk. Weg was hij.
Ze lachten luid en begrepen niet dat dit kon.
De opkomende zon verschroeide hun ledematen…
De politie onderzocht de zaak en tot op heden hebben ze geen flauw idee wat ze zagen.
Drie open graven en drie zakken met coke…
Uiteindelijk werd alles in de doofpot gestoken die al goed vol zat uiteraard, want het was namelijk in België……..
|