writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Jakira 1 De tempel - Hoofdstuk 4 Xan

door Jelsi

Jakira is intussen, samen met de man in het complex op de maan van de zesde planeet gematerialiseerd. De man laat het blauwe veld, waarin Jakira zweeft zakken tot ze vlak boven de tafel hangt. Dan schakelt hij het veld langzaam uit, waardoor Jakira's lichaam langzaam op de tafel zakt. Dan schuift een apparaat naderbij en glijdt op een hoogte van 30 centimeter over het lichaam van de gewonde. Plots verdwijnt het verband om Jakira's lichaam in het niets. Dan activeert de machine een blauwe band van ongeveer tien centimeter breed omheen het lichaam van Jakira. Deze glijdt van haar voeten naar haar hoofd toe. Als de band de plaats van de wonde nadert, licht hij op en gaat zeer traag verder.
Al na een paar seconden begint de wonde te genezen en na een minuut of twee is er volledig niets meer van te zien. Het blauwe licht schuift dan verder omhoog tot voorbij haar hoofd en schakelt zichzelf dan uit. Langzaam schuift het toestel dan weer op zijn plaats in de hoek van het vertrek. De vreemde gedaante van de man staat nog steeds naar de muur te staren en als Jakira ongeveer een uur later haar ogen opent, staat hij er nog steeds.
"Waar ben ik?"; stamelt zij verschrikt, terwijl ze naar de vreemde omgeving kijkt.
De man opent zijn ogen en kijkt haar aan.
"Veilig. Jakira."
"Veilig, maar waa.... Hee..."; fluistert Jakira en merkt dat ze alleen een slipje en een lendendoek aan heeft.
Terwijl ze haar borsten met haar linkerarm probeert te bedekken, duwt ze zich met haar rechter recht op. De man kijkt haar aan.
"Dat is niet nodig, Jakira. Mijn matrix wordt kunstmatig opgebouwd. Ik ben geen lichamelijk wezen. Ik wordt ook een halogram genoemd"
"Je matrix.... Wat..."
De gedaante is niet echt, maar is er alleen om levende wezens gerust te stellen."
"Hoe zie je er dan echt uit.."
"Als een reeks getallen en symbolen in een computer."
"Een computer. Wat is dat voor iets?"
"Dat is iets voor later. Tijdens je opleiding zal veel duidelijk worden. Nu is daar nog geen tijd voor."
"Waar ben ik hier?"; vraagt Jakira.
"In het complex Kia-2."
Jakira kijkt hem niet begrijpend aan, maar de man reageert niet. Dus laat ze zich van de tafel zakken en kijkt om zich heen. Overal ziet ze vreemde apparaten, waarvan ze niet weet wat het is. Voor het eerst ziet ze een beeldscherm waarop getallen en beelden van een gang afgebeeld worden.
"Dit heb ik nog gezien. In een droom of zo.."
"Dat was geen droom, Jakira. Het is niet de eerste keer dat je hier bent."
"Wat… ben ik hier nog geweest?"
"Volgens mijn gegevens is dit de vijfde keer. Alleen ben je er deze keer volledig van bewust."; antwoordt de tempelmeester.
Even kijkt ze nar hem, maar dan valt haar blik op een van de schermen. Het scherm vertoont beelden van een groot gevaarte, dat op een zestal poten staat.
"Wat is dat?"; vraagt ze, maar de man antwoordt niet.
Hij kijkt alleen voor zich uit en is plots verdwenen.
"Nu nog beter. In plaats van te antwoorden verdwijnt hij ook nog."; fluistert ze kwaad.
Opnieuw kijkt ze om zich heen, maar ze kan niets vinden dat ze herkent. Alles is hier vreemd en onbekend. Dan valt haar blik op de deur. Langzaam loopt ze er naar toe en probeert iets te vinden om ze te openen, maar er is nergens iets. Maar als ze er dichter naar toe loopt schuift de deur plots open. Even kijkt ze verbaasd naar.
"Dat gaat vanzelf. Alsof ze door een spook geopend wordt."
Voorzichtig loopt ze naar buiten en staat plots in een groot vertrek, dat de vorm heeft van een Pentagon, met meerdere deuren. Naast elke deur staat een op een mens lijkend wezen, maar hun gezicht heeft allen een blauwkleurige lijn ter hoogte van de ogen. In het midden staan enkele van die vreemde apparaten. Ze loopt erheen, terwijl ze naar de vreemde wezens kijkt, maar ze reageren niet. Dan schrikt ze op de beeldschermen zijn andere jonge mensen te zien. Twee meisjes zijn aan het vechten met elkaar. Ze hebben allebei een groene kledij aan. Maar Jakira glimlacht als ze merkt dat ze alleen maar aan het trainen zijn. Een jonge man staat toe te kijken. Dan ziet ze op een ander scherm een voorwerp in de lucht zweven, terwijl een jonge man er geconcentreerd naar lijkt te kijken.
"Wauw, wat een mooie meid hebben we hier."; hoort ze een stem achter haar plots zeggen.
Verschrikt draait Jakira zich om en ziet een jongeman en een groenhuidig meisje, met vuurrode haren, staan. Beiden zijn in dezelfde lichtgroene kledij gekleed, als de mensen die ze op het scherm zag trainen..
"Een dan nog half naakt."; lacht het meisje.
"Wat."; stamelt Jakira, terwijl ze met beide handen haar borsten bedekt.
"Zijn jullie echte mensen."
"Ja, meisje. Hier loopt maar één halogram rond en dat is de tempelmeester."; lacht de jongeman.
"Wie zijn jullie?"
"Ik ben Quana en dit is Maron."; antwoordt de groenhuidige.
"Mijn naam is Jakira."
"Quana en Maron. Het wordt tijd dat jullie je training verderzetten."; zegt een stem plots.
Beiden kijken verrast om.
"Zeker, meester. Jakira ik zie je later misschien nog wel en trekt dan fatsoenlijke kleren aan."; zegt Quana lachend.
Moran knikt Jakira toe en volgt Quana naar een van de deuren. Als ze beiden het centrale vertrek verlaten hebben.
"Deze kennismaking was niet gepland, Jakira. Het is tijd om je terug te brengen naar je ouders."
Jakira kijkt hem aan en vraagt:
"Waar komen zij vandaan?"
"Ik heb geen bevoegdheid om deze vraag te beantwoorden, Jakira. Volg me."; zegt het halogram.
Jakira mompelt nog iets, maar volgt het halogram dan toch. Hij brengt haar naar een zaal, waar verschillende speciale bedden, in de vorm van een buis, staan opgesteld. De man loopt naar een controle paneel en toe en even later schuift een van de bedden open.
"Ga erin liggen, Jakira."
Jakira kijkt hem even aan en doet dan maar wat haar gevraagd wordt. Langzaam gaat ze liggen.
"He, wat doe je?."; zegt ze nog, terwijl de buis boven haar dichtschuift.
"Geen paniek, Jakira. Dit is een laatste controle Volgens mijn opdracht moet u opnieuw volledig gezond zijn, voor ik u mag terugbrengen naar uw dorp."
Jakira kijkt dan maar omhoog en ziet de buis verder dichtschuiven.
"Slaap wel, Jakira. Over korte tijd zal en ander programma contact met u opnemen, om uw opleiding te starten."; hoort ze de man nog zeggen.
"Opleiding."; vraagt Jakira, nog, maar niemand geeft nog antwoordt en langzaam valt ze in een diep slaap.
Als ze een paar uur later haar ogen opent, ziet ze het bezorgde gelaat van Unka voor zich. Ze richt zich langzaam op en Unka buigt voor haar op de vloer.
"Z...us, waar was je? Je was een paar minuten verdwenen."; schrikt Unka.
"Een paar minuten. Nee, dat kan niet."; stamelt Jakira.
"Jakira, waar zi... He, je bent genezen."; fluistert de veertien jarige Unka.
"Ja, Unka. Ik.... Ben je zeker dat het maar een paar minuten waren.... Het leek mij veel langer"; vraagt Jakira.
"Toch wel zus. Maar er moet wel veel gebeurd zijn, want je bent gezond teruggekeerd."
"Er is ook veel gebeurd, maar het was er zo vreemd. Ik denk dat er ook nog anderen waren."
Buiten de hut, hoort haar moeder plots stemmen en kijkt naar binnen. Ze verstijft even als ze haar beide dochters in de hut opmerkt. Snel stapt ze de hut in en blijft verbaasd staan.
"Jakira, je.... De goden zin almachtig.. Ze hebben je genezen teruggebracht.. hoe..."; stamelt Nikita.
"Dat weet ik ook niet, moeder. Maar de goden hebben er niets mee te maken. Het was daar zo vreemd. Er stonden wezens met blauwe ogen, maar die konden niet spreken."; antwoordt Jakira.
"Wat hebben ze daar gedaan?"; stottert haar moeder.
"Moeder. Waar ik was, weet ik niet. Maar ze hebben mijn wonde genezen en...."
"Wezens met blauwe ogen... Ik heb het ook gezien.."; merkt Luron op.
Nikita kijkt haar man verschrikt aan en fluistert:
"Ja, hebt gelijk.. he... weet je nog onze droom, vele jaren geleden..."
"Jullie droom, moeder."; vraagt Jakira.
"Ja, schatje. Ik en je vader hadden beiden dezelfde droom. We waren ergens anders en ik werd wakker in een vreemde omgeving. Er waren ook nog andere mensen, zelfs van andere rassen, die ik nog nooit gezien had. Allemaal waren ze in diepe slaap. Er stonden twee gedaanten met blauwe ogen."
"Dat moeten wel machtige wezens zijn, als ze Jakira op een paar minuten konden genezen."; merkt Jakira's vader op.
"Toch denk ik dat ik veel langer weg geweest ben. Voor jullie leken het maar minuten, maar voor mij enkele uren"; antwoordt Jakira.
"Dat is vreemd?"; vraagt Luron zich hardop af.
Maar niemand weet een verklaring ook Jakira niet. Plots ziet Unka het teken op Jakira's rechterschouder.
"Hè zus, Die vlek, die al een paar jaar op je schouder hebt, is nogal veranderd. Het heeft nu een duidelijke vorm, maar wat stelt het voor."
Verschrikt kijkt Jakira haar aan.
"W..waar?"; stamelt ze.
"Je rechterschouder."; lacht Unka.
Ook hun ouders hebben het gemerkt.
"Dat zag er gisteren nog niet zo uit. Sinds je vader gen... had.."; merkt haar moeder op.
Toen ze de waarschuwende blik van haar man zag, stopt ze dadelijk op met spreken. Ze beseft dat ze bijna teveel gezegd had en kijkt even naar de nieuwsgierige gezichten van een paar dorpelingen, die naar binnen kijken, maar deze hebben het niet gemerkt.
"Misschien hebben zij het gedaan. Ze zeiden daar ook iets van een opleiding, maar wat ze daarmee bedoelden weet ik niet."; zegt Jakira op dat moment.
"Ga maar slapen, Jakira. Je bent nog te zwak. Morgen zien we wel verder."; zegt haar vader en geeft een teken aan de anderen.
Een paar uur later wordt Jakira wakker en kijkt verschrikt om zich heen. Ze ligt op een bed. Het plafond en de muren zijn wit. Langzaam richt ze zich op en merkt dan een deur en twee ramen op. In de deur is een klein raampje. Ze laat zich langzaam op de vloer, die koel aanvoelt, zakken. Ze heeft een vreemde kledij aan, Het lijken twee grote handdoeken, die langzaam de zijkant met dunne touwtjes aan elkaar vastgemaakt zijn. Ze heeft er niets onder aan. Voorzichtig loopt ze op een van de ramen toe en schrikt. Ook in die kamer staat een bed, maar op het bed ligt een jong meisje van een jaar of 13. Ze heeft een okerkleurige huid en lange donkerblauwe haren. Ze lijkt nog te slapen. Jakira haast zich dan naar het andere raam en daar ligt een jongeman op het bed. Hij lijkt van haar volk te stammen, al heeft hij een gebruinde huidskleur. Ook deze twee hebben dezelfde kledij aan als zijzelf.
'Hij lijkt mij ouder zeker 17 of 18.'; denkt ze.
Ze schrikt plots als de jongeman zijn ogen opent. Snel haast Jakira zich naar de deur en tot haar verbazing schuift die open. Even kijkt ze naar buiten en ziet een lange gang langs beide zijden van de deur. Langzaam stapt ze de gang in en loopt naar de deur recht tegenover de hare, hier is niemand. Ze draait zich om en loopt voorzichtig naar de deur naast de hare, maar die schuift tot haar opluchting niet open. Ze kijkt naar binnen en ziet de jongeman nu naast zijn bed staan. Ook hij kijkt in verbazing om zich heen. Snel haast ze zich naar de volgende kamer en schrikt. Op het bed ligt een jong groenhuidig meisje, met vuurrode haren.
'He, dat is Quana. Ook al in haar blootje.'; denkt ze.
Even klopt ze op het venster, maar het meisje reageert niet.
'Wat is hier gaande?'; denkt Jakira, terwijl ze verder loopt.
Maar in de volgende kamers ligt er niemand meer. Steeds meer nadert ze het einde van de gang en plots blijft ze voor een deur staan. Deze kamer is groter dan de anderen. Maar ook deze deur gaat niet open. Dan merkt ze voor het eerst dat er rechts van de deur een soort schakelaar is. Ze drukt erop en de deur schuift open. Langzaam stapt ze naar binnen en merkt verschillende tafels op, die in een cirkel geplaatst zijn.
'Waar ben ik nu weer in beland?"; fluistert ze verbaasd.
Ze merkt echter nog steeds niet, dat een vreemd toestel aan de muur haar observeert.
"Misschien kan ik beter de anderen gaan halen, samen zijn we sterker."; zegt Jakira half hardop en draait zich om. Dan schrikt ze, als ze zichzelf in een spiegel opmerkt.
"Dat kan niet, ik zie er veel jonger uit dan ik b....."; roept ze uit en op hetzelfde moment opent ze haar ogen.
Ze ligt in haar bed in het huis van haar ouders. Ze kijkt nog steeds spiedend om haar heen, maar ze kalmeert langzaam als ze beseft waar ze is.
"Gelukkig, het was maar een droom."; fluistert ze weifelend.
Als ze een paar uur later tegen haar moeder vertelt, dan zegt deze:
"Daar ben ik niet zeker van Jakira. Twee jaar geleden zat ik naast Unka's bed te lezen. Je zus was toen ziek. Dat weet je toch nog wel."
"Ja, toen zij een soort griep had."
"Dat klopt. Maar toen even na middernacht, keek ik naar jou en je was weg."
"Wat. Ik was... zoals vandaag....."
"Ja, maar toen ik je vader wilde halen, was je er plots weer. Je sliep toen zo vast."
"Dus die droom zou echt geweest zijn."
"Dat kan, maar ik denk dat het herinneringen zijn aan wat er toen, twee jaar geleden gebeurd is."
Jakira kijkt haar moeder verbaasd aan. Maar ze kan er niet wijs uit worden en trekt haar schouders op.
"Waarom gebeurt dit allemaal met mij?"; vraagt Jakira."
"Dat weet ik niet, dochtertje. Maar wie weet wat de goden met ons van plan zijn."
"Misschien, maar ik denk niet dat het goden zijn. Het is iets anders."
"Pas maar op, Jakira. Als het hun dienaren zijn, dan zouden ze je wel eens kunnen straffen."
"En als het geen goden zijn, moeder."
Even kijkt Nikita haar dochter verschrikt aan.
"Denk niet verder, Jakira. Dat mag niet.. Wezens van de duivel. Nee, dat niet...."; stamelt Nikita verschrikt.
Moeder en dochter kijken elkaar aan en voelen de angst door hun lichaam trekken.
"Ik ga verder werken. Denk er maar niet meer aan."; zegt Nikita plots.
Terwijl haar moeder het huis verlaat, loopt Jakira naar de spiegel. Langzaam draait ze zich om en kijkt naar het teken op haar rechterschouder. Het ziet eruit als twee handen, die licht gebogen met de palm naar elkaar toe omhoog gehouden worden.
"Het teken van de duivel... Nee, dat kan het niet zijn."; fluistert ze met trillende stem.
"Misschien weet Sinaron het, zus."
"Sinaron. Waarom zou die… Weet jij waar hij is."
"Ja, Jakira. Hij heeft zijn tent aan de rand van het dorp opgeslagen."
"Weet hij al dat ik terug ben."
"Nu je het zegt, dat heb ik vergeten te melden. Ik had hem beloofd, dat ik hem dadelijk zou…"
"Laat maar, zusje. Ik zal hem eens verrassen."; lacht Jakira en verlaat het huis.
Unka volgt haar. Als ze de tent naderen zegt Jakira:
"Zusje, roep hem eens."
Terwijl Jakira tot naast de tent sluipt, roept Unka, de naam van de krijger. Maar niemand geeft antwoord. Plots ziet Jakira Unka glimlachen, maar als ze zich omdraait, schrikt ze.
Sinaron staat voor haar. Even kijken ze elkaar aan zonder te bewegen.
"I..ik dank je voor je hulp. Sinaron."; zegt ze met trillende stem.
"Geen dank, boerendochter. Dat behoorde tot mijn opdracht."; lacht hij.
Jakira antwoordt niet, maar ze is helemaal in de war. Haar hart gaat als een wild te keer. Ook Sinaron voelt zich verward. Maar hij beseft steeds meer, dat hij op dit meisje verliefd is. Plots draait Jakira zich met een ruk om en loopt naar Unka toe.
"Kom, Unka."
Haar zusje kijkt naar de krijger en trekt haar schouders op. Dan volgt ze Jakira. Maar als Jakira de richting van hun huis inslaat blijft ze plots staan.
Unka botst bijna tegen haar op.
"Hoe is het met Tinron?"; hoort Unka, haar zus vragen.
Unka kijkt naar Jakira en zoekt naar woorden.
"I…ik.. Tinron was al dood toen vader jullie vond."
"Tinron.. D..dood.."; stamelt haar blonde zus.
"Ja."
"Weet je waar is hij begraven ligt?"
"Zijn ouders hebben hem komen halen, zus. Ik denk dat ze hem in hun dorp begraven hebben."
Jakira kijkt nadenkend om zich heen en als ze zich omdraait staat haar besluit vast. Ze moet naar Kranjon om de ouders van Tinron te spreken. Als ze het aan haar vader vraagt, wil deze eerst geen toestemming verlenen. Maar als blijkt dat Junzo, hij wil Kaïnja weerzien, en ook Sinaron meegaan, stemt hij toch toe.
Na enkele voorbereidingen verlaten broer en zus een paar dagen later het dorp. Ze zijn allebei gewapend met een boog en een paar pijlen en een stok als wapen, waar ze als de beste kunnen omgaan. Nadat ze van hun ouders afscheid genomen hebben, gaan ze op weg naar Kranjon. Sinaron, die hen aan de rand van het dorp, staat op te wachten, vergezeld hen.
De derde dag van hun reis te paard, loopt het tegen de avond Als Junzo opmerkt:
"Dat lijkt me een goede plek, zus."
Maar Sinaron heeft zijn paard enkele passen verder ingehouden. Ook Jakira kijkt in de richting waarin de krijger kijkt.
"Dat denk ik niet, Junzo."; zegt Jakira ernstig.
Ook Junzo kijkt in de richting die Jakira aanwijst. Boven de bomen zien ze een lichte rook naar de hemel stijgen. Sinaron is intussen van zijn paard afgestegen en trekt zijn zwaard. Jakira en Junzo stijgen ook af en volgen de krijger met hun stokken gewapend. De drie volgen een smal pad, dat op een open plek uitkomt. Dan blijven ze plots staan. Aan de rand van de open plek staan drie uitgebrande wagens. Onze vrienden lopen langzaam dichtbij en zien verschillende doden liggen. Mannen, vrouwen en kinderen. De meeste mensen zijn met pijlen doorboord. Vol afgrijzen kijken ze om zich heen, maar zien geen enkele overlevende. Zelfs een baby is met een zwaard doodgeslagen. Terwijl Sinaron de omgeving gaat verkennen, beginnen Jakira en Junzo enkele kuilen te graven voor de doden. Plots verstart Junzo. Onder een dode lag een schild van een krijger. In het midden ervan staat het kenteken van Dirak.
"Wat is er, broer?"; vraagt Jakira.
"Het zijn mannen van Dirak, die dit gedaan hebben. Misschien was hij er zelf bij."
Zijn zus loopt op hem toe en kijkt ook neer op het schild. Even staart ze naar het teken, een bloedrode doodskop, met er boven een bol met scherpe uitsteeksels. Dan kijkt Jakira nog even naar enkele doden in het gras. Als Jakira naar haar kijkt, merkt hij dadelijk dat de glimlach op haar gezicht verdwenen is. Zonder iets te zeggen loopt ze naar een dode vrouw en draagt haar dan naar de kuil die ze groeven. Junzo loopt haar toe en helpt haar om de vrouw in de kuil leggen. Plots komt Sinaron, die de omgeving gaan verkennen is, met de paarden terug gereden.
"Er zijn sporen van een tiental ruiters, die naar het westen wegrijden.."; meldt Sinaron.
"Het zijn mannen van Dirak, de rover."; sist Jakira, terwijl ze naar het schild wijst..
"Dirak dus."; zegt Sinaron en stijgt van zijn paard.
Twee uur later hebben onze vrienden het laatste graf dichtgemaakt.
"Wat doen we? Hier de nacht doorbrengen of verder trekken."; vraagt Junzo.
"We slaan hier ons kamp op, broertje. Ik ben te moe om nog veel verder te raken. Je hebt toch geen angst van spoken."
De drie jaar oudere Junzo kijkt naar zijn zus en lacht even. Dan loopt hij de paarden aan de teugel naar de andere kant van de open plek. Jakira en Sinaron volgen hem en terwijl Jakira een beetje eten uitpakt, maakt haar broer een vuur. Sinaron heeft intussen de paarden verzorgd en komt bij hen zitten. Na tijdje besluiten ze om te gaan slapen en gaan omheen het vuur liggen. Jakira kan echter de slaap niet vatten. Ze heeft vreemde dromen, waarin een vreemde vrouw, die ze nog nooit gezien heeft voorkomt. Ze staat dan maar op en gaat aan het vuur zitten. Nadenkend kijkt ze naar de flakkerende vlammen. Plots merkt ze een, in het wit geklede, gedaante tussen de bomen op. Verschrikt richt ze zich op.
'Dat lijkt wel een geest.'; denkt ze.
De vreemde gedaante heft een arm op en wijst naar een plek dieper tussen de bomen. Jakira staat op, terwijl ze haar stok opraapt. Dan loopt ze in de aangewezen richting.
Als ze een tiental meter van het vuur verwijdert is, blijft ze staan en kijkt de vreemde aan.
"Wie bent u?"
"Niemand, Jakira. Ik besta niet zoals jij."
"Dus een geest?"; vraagt het meisje.
"Nee, Jakira. Ik ben niet dood, want ik heb nooit geleefd. Ik ben een wezen dat volledig uit energie opgewekt wordt door een programma. Een soort halogram. Mijn tempelwachters noemen mij de tempelmeester."
"Wat is dat???"
"Dat is iets voor later. Nu is het tijd om uw opleiding te starten."
"Mijn opleiding. Ik heb al genoeg geleerd om een eigen leven op te bouwen."
"Zeker, maar niet voor de taak waar u voor uitverkoren bent."
"Uitverkoren.. I...ik."; stamelt Jakira.
"Ja, al voor uw geboorte werd jij hiervoor, samen met nog een aantal anderen behandeld. Hierdoor zijn uw natuurlijke esper-krachten versterkt."
"Mijn esper-krachten."
"Ja, Jakira. Je hebt je vader toch genezen."
"Ik dacht...... Was ik dat?"
"Ja, je deed dat instinctief. Je zult in de toekomst nog meer krachten leren gebruiken."
"U zei daareven, voor mijn geboorte... Wie heeft u toestemming gegeven? Mijn ouders."
"Nee, ook zij waren niet op de hoogte van wat er met u gebeurde. Maar het was nodig om de taak die u wacht aan te kunnen."
"U spreekt altijd van mijn taak. Wie zegt dat ik niet iets anders wil, vreemde?"
"Dat mag je later beslissen, Jakira. Als uw opleiding voltooit is, dan kan je samen met je lotgenoten een keuze maken."
Even denkt Jakira na en zegt dan:
"In orde, vreemde. Bereid me maar voor."
"Hier, dit is voor u.."
"Wat is dat voor een ding."; vraagt Jakira.
"Een hypsoon, het zal je helpen en bijstaan om de nieuwe dingen in uw leven beter te begrijpen."
Jakira neemt het vreemde apparaat aan en kijkt er even naar. Het heeft de vorm van een Pentagon.
"Nieuwe dingen?"; vraagt ze verbaasd.
"Dingen zoals ik."
Jakira kijkt de vreemde man met grote ogen, maar snapt er niets van. Dan kijkt ze weer naar het kleine Pentagon in haar hand.
"Wat moet ik daar nu mee?"; vraagt ze.
"Druk het tegen de achterkant van uw hals."
Jakira kijkt de man even aan en wil het uitvoeren, maar de man onderbreekt haar.
"Iets hoger, Jakira. Ja, zo... Maar schrik niet."
Het blonde meisje heft haar lang haar omhoog en drukt het op de bedoelde plek. Zodra ze het terug loslaat voelt ze het ding plots uitzetten. Ze schrikt en wil het weer verwijderen
"Laat dat, het kan geen kwaad, Jakira. Het is nodig om op zijn plaats te blijven."; hoort ze de man zeggen.
Jakira laat haar handen zakken en voelt plots de werking van het apparaat. Haar verstand wordt heel helder en plots hoort ze een stem in haar hoofd:
"Jakira, schrikt niet. Voor tijdje ben ik uw leermeester."
Het blonde meisje kijkt verschrikt om zich heen, maar ze ziet niemand, buiten de vreemde man. Deze zegt:
"Jakira, ik heb mijn opdracht volbracht. Als je terugkeert uit Kranjon, zal een ander programma u verder opleiden."
"Een ander pro... wat."; zegt Jakira, maar kijkt verbaasd naar de plaats waar de man stond. Hij is in het niets opgelost.
Jakira keert terug naar het kamp en kijkt even naar haar broer, die rustig slaapt. Ook de krijger lijkt te slapen, maar hij doet alsof. Hij heeft ook de witte gedaante gezien. Het blonde meisje gaat opnieuw op haar plaats liggen. Deze maal valt ze dadelijk in slaapt. De volgende morgen wordt ze door haar broer gewekt en kijkt hem verbaasd aan. Gedurende haar slaap heeft ze, van het apparaatje, onder hypnose een grote hoeveelheid kennis gekregen. Even is ze uit haar lood geslagen, als deze kennis op de voorgrond treedt. Het apparaatje, dat hypsoon genoemd wordt, helpt haar om het te verwerken.
"Waar is Sinaron?"; vraagt Jakira, die nu pas merkt dat de krijger er niet meer is.
"Die is al zeer vroeg opgestaan. Hij wilde de rovers achterna. Misschien kan hij hun kamp vinden en dan de soldaten van de koning naar hen leiden."
"En als ze hem ontdekken."
"Hij is een krijger, Jakira. Dus als je om hem geeft, dan…"
"Heb je het gemerkt, Junzo."
"Eerst niet, zus. Maar het viel me op dat jullie dikwijls naar elkaar kijken. Al jullie moeite om niets te laten merken is voor niets geweest."; glimlacht Junzo, terwijl hij enkele pakjes met eten uit de zadeltas pakt. Nadenkend rolt Jakira haar dekens op en bergt ze weg in de tas van haar zadel. Een half uur later zit Jakira zit te paard te wachten tot haar broer opgestegen is. Even kijken ze nog naar de graven naast de drie uitgebrande wagens, maar dan rijdt Jakira als eerste verder. De hypsoon leert haar onderweg vele nieuwe dingen en stimuleert haar onbewuste esper-krachten.
In Kranjon brengen de ouders van Tinron haar naar zijn graf. Hier legt Jakira, terwijl tranen over haar wangen naar beneden rollen, bloemen neer. Jakira omarmt de huilende Olan en probeert haar te troosten. Plots voelt Jakira de moeder van Tinron verstaren en laat haar los. De vrouw wijkt achteruit en kijkt haar ontsteld aan.
"Afschuwelijk, die beelden. En die vrouw...... Wie is ze...."; stamelt ze.
Saro haar man loopt op haar toe en slaat een arm om haar schouders.
"Zie je weer van die vreemde dingen, schat." fluistert hij, maar Jakira heeft het gehoord en vraagt:
"Vreemde dingen."
"J..ja, Jakira. Mijn vrouw ziet dingen. Hoe of waarom weten we niet, maar niemand mag het weten."
"Dan moet zij ook een espergave hebben, zoals ik."; merkt Jakira op.
"Een esperga.. Wat is dat?"
"Dat kan ik nu niet uitleggen, Saro. Maar wat voor dingen ziet ze dan."
"Misschien weet je het beter niet, Jakira."; fluistert Olan.
"Wie weet, Olan. Maar misschien moet ik het toch weten, anders zou je die beelden niet zien."; zegt het blonde meisje.
"Misschien. In orde, ik zal ze je tonen."; zegt de vrouw en loopt op Jakira toe.
Ze neemt het hoofd van Jakira tussen haar handen en concentreert zich.
Plots ziet Jakira beelden voor haar ogen opdoemen. Beelden van geweld en dood. Onbekende vreselijke wapens die dood en verderf zaaien. Temidden van deze beelden doemt plots het beeld op van een wezen, dat met een vreemd zwaard gewapend is. Met dat wapen dood hij verschillende mensen, die ze niet kent. Boven dit alles ziet ze het gezicht van die vrouw uit haar dromen van de voorbije dagen... Dan verdwijnen de beelden plots.
Jakira wankelt even achteruit. Ze weet niet wat ze ermee moet aanvangen of wat het moet voorstellen. Haar hypsoon verwerkt de beelden bliksemsnel en zendt hen naar het complex. 'Die vrouw, uit je dromen, is Chin-li.'; hoort ze de stem van de hypsoon in haar binnenste.
'Chin-li, wie is.....'
'Later, Jakira. Nu is dat nog niet belangrijk.'
'Oké, maar ik vergeet het niet. Leg me later uit wie ze is."; denkt Jakira en wendt zich dan plots naar Saro en Olan.
Deze kijken haar aan, alsof zij misschien meer weet. Jakira haalt haar schouders op en zegt:
"Laat ons maar naar het dorp terugkeren. Misschien vinden we later wel een verklaring."
De ouders van Tinron knikken en na een laatste blik op het graf volgen ze Jakira stilzwijgend naar het dorp.
Intussen is haar broer onder de indruk van Kaïnja, de zuster van Tinron. Hij weet eerst niet goed wat te zeggen, maar dan begint ze met hem te praten over van alles en nog wat.
De uren vliegen voorbij en plots is Jakira terug, met de ouders van het meisje. Als ze het dorp binnen lopen ziet Jakira plots een ruiter aan de rand van de weg.
"Sinaron."; zucht ze opgelucht.
Ook de krijger heeft haar opgemerkt van verandert van richting. Naast de ruiter blijft Jakira staan en kijkt omhoog.
"Eindelijk, ik dacht al.. Heb je de rovers kunnen vinden."
"Ja, maar Dirak was met het grootste deel van zijn mannen op rooftocht."; antwoordt de krijger, zonder af te stijgen. Er waren alleen vrouwen en enkele kinderen in het kamp aanwezig."
"Kom, je met ons mee terug naar Naikon."
"Nee, Jakira. Ik heb de opdracht om Dirak op te sporen van de tempelmeester. De koning heeft een aantal soldaten onder mijn bevel geplaatst."
"Spijtig, Sinaron. I….k…"
Sinaron kijkt haar zonder iets te zeggen aan en wendt dan zijn paard.
"Ik moet verder, Jakira. Breng mijn groeten aan Junzo over. Als mijn opdracht volbracht is zie ik je misschien in Naikon."
"Ja… I….."; zegt Jakira droevig.
Maar de krijger geeft zijn paard de sporen en ze staart hem na, terwijl hij langs de weg naar het oosten rijdt.
Olan en Saro, die stonden te wachten, komen naar haar toe.
"Hou je van hem."; vraagt Olan plots.
"I..k… Ja, ik denk het wel.."; stamelt Jakira.
"Kom, we gaan eten. Je zal hem wel terugzien."; zegt de moeder van Tinron, terwijl ze een arm om de schouders van Jakira slaat.
Ze moet moeite doen, om haar arm niet terug te trekken, want ze ziet opnieuw vreemde beelden voor haar ogen.. Ze schrikt er zo van dat ze voor een seconde verstijft. Jakira merkt het.
"Wat is er, Olan. Krijg je opnieuw beelden."
"Ja, Jakira, maar ze rolden zo snel voorbij, dat ik ervan schrok."
"Wat zag je?"
"Het ging veel te snel om er iets uit op te maken."
Die avond zit Olan, samen met haar man Saro, aan het haardvuur.
"Vertel me eens wat je daarstraks zag, schat."
Even kijkt Olan haar man aan, maar dan zegt:
"Ik zag haar dood."
"Wat… ben je zeker?"
"Ja, Jakira in een gevecht op leven en dood met een monster. Het laatste beeld dat ik zag is dat zijn vlijmscherpe armen Jakira doorboorden."
Saro kijkt nadenkend voor zich uit.
"Wat moet ik doen, Saro. Jakira op de hoogte brengen of…"
"Laat ons… Nee, we zeggen er niets van. Wie weet veroorzaakt die kennis haar dood als ze tegen dat monster moet vechten."
"Of misschien juist niet, Saro."
"Laat ons er een nachtje over slapen. Jakira en haar broer vertrekken pas over twee dagen."
Maar een dag later bevinden Saro en Olan zich op het veld, terwijl Jakira, Junzo en Kaïnja in gras van de tuin zitten te praten. Plots horen ze een ruiter het dorp binnenrijden. Het is een soldaat van de koning.
Hij legt uit dat de soldaten slaags geraakt zijn met rovers van Dirak. Er vielen langs beide zijden veel slachtoffers en gewonden. Jakira, Junzo en enkele dorpelingen rijden met de soldaat mee om hulp te bieden.
Ongeveer een dag later bereiken ze het kamp van de soldaten. Hier vernemen ze dat Sinaron met een tiental soldaten achter de overlevende rovers aanzit. Zonder dat iemand het merkt geneest Jakira een deel van de ergste wonden. De dorpelingen zijn wel verbaasd dat de wonden niet zo erg lijken te zijn als ze eerst dachten en maar gaan toch verder met hun taak.
Jakira en Junzo hun weg naar Naikon verderzetten. Op de avond van de laatste dag van hun tocht slaan beiden een kamp op en gaan rond het vuur zitten. Ze praten over verschillende dingen, ook over Kaïnja. Plots ziet Jakira haar broer in elkaar zakken.
Niet wetend wat er gebeurd kijkt ze naar hem. Dan merkt ze een vreemde, in het wit geklede man op.
"Jij weer, halogram. Een uit energie opgewekte vorm, door een compu... He, hoe weet ik dat?"; sist ze.
"Ik zie dat uw kennis reeds is toegenomen."; zegt de man.
Verbaasd kijkt ze hem aan.
"Ja, het lijkt wel alsof ik in een andere wereld beland ben. Is dat apparaat dat ik van u kreeg daar de oorzaak van.
"Dat apparaat, zoals jij dat noemt, heeft u al een groot deel van de nodige kennis overgedragen. Ik ben hier om u te helpen in het volbrengen van uw lotsbestemming. Volg mij"; zegt de man.
Even aarzelt zij, maar plots merkt zij het symbool op dat de man op de rug draagt. Het is hetzelfde als dat op haar schouder.
Snel legt ze een laken over haar bewusteloze broer en dan volgt ze de man.
Het is tijd Jakira om je opleiding te starten."; antwoordt de man.
"Hebt u geen echte naam."
"Nee, Jakira. Een programma heeft alleen een codenummer. Geen naam zoals levende wezens."
"Toch wil ik je een naam geven. Dat pr..programma hoe heet dat."
"X-A7."
"Hm...mm...Ik zal je Xan noemen. Dat lijkt er wel een beetje op."
Even kijkt de man haar aan en probeert dan te glimlachen:
"Goed, Jakira. Noem mij dan maar Xan. Ik zal het de anderen meedelen."
"De anderen, wie...."
"Er zijn nog andere uitverkorenen. Enkele heb je al ontmoet, dat weet je toch wel."
"Ik denk het, maar waren dat geen dromen..."
"Als ik kon lachen, zou ik nu in het gras liggen, van plezier. Zoals jullie mensen dat noemen."
Jakira kijkt Xan aan en moet glimlachen.
Maar de kunstmatige man draait zich om en activeert een overbrenger.
"Wat is dat voor iets?"; vraagt ze.
Maar haar hypsoon antwoordt in plaats van de man.
'Een overbrenger, meesteres.'; hoort ze in haar gedachten.
"Gelieve mij te volgen."; zegt Xan op dat moment en loopt naar de ring toe.
Jakira richt haar aandacht op hem en volgt hem aarzelend. Als beide doorheen de lichtboog gestapt zijn, verdwijnt hij plots.
Als Jakira materialiseert, kijkt ze om zich heen. Dadelijk herkent ze de omgeving. Het lijkt op wat ze van haar dromen herinnerd.
"Volg me."; zegt de vreemde man.
Jakira doet wat haar gevraagd wordt en even later stappen ze een zaal binnen. Tegen de muren staan vreemde apparaten, die Jakira nog nooit gezien heeft.
"Wat zijn dat?"; vraagt ze.
"Toestellen om te sporten."; antwoordt Xan.
"Mag ik..."
"Nee, mijn opdracht bestaat erin om u de te evalueren. Het doel is om te kijken wat je kan, wat je nog moet leren. Als eerste gaan we u enkele gevechtstechnieken bijbrengen."
Op een paar meter rechts van hen wordt plots een beeld van een jonge groenhuidige vrouw gevormd."
"Quana."; lacht Jakira.
"Kennen jullie elkaar."
"Ja, Xan. Ik heb haar hier een tijdje geleden ontmoet. Er was toen nog een jongeman bij haar. Maron heette hij, geloof ik."
"Dit is Quana niet, Jakira, maar deze matrix is wel met haar gegevens gevormd."
"Is zij ook, zoals jij...."
"Ja, maar nu is zij je tegenstander. Verdedig je, maar pas op de matrix leert bij."
Jakira gaat tegenover de gedaante van Quana staan en kijkt haar aan.
"Ze lijkt toch echt."; lacht ze, maar op hetzelfde moment vliegt ze door de lucht.
Quana heeft haar bij haar arm vastgegrepen en Jakira komt met een harde klap op de zachte vloer neer. Langzaam kruipt ze recht en kijkt haar opponent aan.
"Ach zo..."; zegt ze.
Quana komt weer op haar af, maar deze maal is Jakira op haar hoede. De roodharige krijgt enkele rake klappen te verduren. Maar al snel beseft Jakira dat Xan gelijk had. Quana leert in een ijl tempo bij en al snel blijkt haar techniek, die ze van Sung leerde, niet meer voldoende.
Plots blijft de gedaante van Quana staan en ze hoort Xan zeggen:
"Niet slecht. Je hebt al veel geleerd, Jakira."
"Ja, mijn leermeester Sung beheerste de vechtkunst van zijn volk. Hij was een Wikan."; zegt Jakira, terwijl ze aan haar dode meester denkt..
"Dan kunnen we verder gaan met de volgende technieken, Bv het Dragor vechten."; merkt Xan op.
Jakira kijkt hem verbaasd aan. Quana lacht even en loopt op haar toe. Jakira houdt nog wel even stand, maar tegen deze techniek kan ze niet veel uithalen, verschillende malen valt ze op de grond. Maar ze leert snel, tot Xan plots zegt:
"Stop, evaluatie beeindigt."
Jakira kijkt Xan vragend aan, maar deze draait zich om loopt naar de deur toe. Jakira kijkt nog even om naar Quana, maar deze is nergens te zien.
"Die is weer uitgeschakeld."; merkt ze spottend op.
"Volg me. Het is tijd om u terug te brengen naar uw reisgezel."
"Dat is mijn broer, Xan."; lacht Jakira.
"Gegevens aangepast."; zegt Xan en gaat verder.
Jakira kijkt hem even na en denkt:
'Een vreemd wezen is die Xan.'
Op de plaats waar Jakira was, zijn er vijf uren voorbijgegaan, terwijl er op de planeet maar een paar minuten verstreken zijn. Jakira merkt het dadelijk als ze weer in open lucht staat, aan de stand van de sterren. Xan is alweer verdwenen. Dan kijkt ze naar het kampvuur en loopt erheen.
'Hoe doen ze dat?'; denkt ze.
'Door middel van een speciale machine, die.....'
"Stop, de uitleg volgt later wel."; fluistert ze, tegen haar hypsoon.
Dan neemt een paar takken en legt het op het vuur. Terwijl ze naar de dansende vlammen kijkt, gaat ze op haar rug liggen op een paar passen van het vuur. Nadenkend kijkt ze naar de sterren en valt langzaam maar zeker in slaap. De volgende dag is ze als eerste wakker en maakt het eten klaar. Junzo gaat lachend naast haar zitten en vraagt:
"Lekker geslapen, zusje."
"Eerst niet, maar later als een roos."; lacht ze.
Als ze in het dorp aankomen, staat Unka hen op te wachten. Ze heeft hen van ver opgemerkt. De vreugde onder hun familie is zeer groot, nu ze ongedeerd teruggekomen zijn. Als Jakira naar Sinaron vraagt, blijkt dat ze in het dorp nog steeds niets van hem gehoord hebben.
Gedurende de volgende weken gaat ze elk weekend naar de open plek in het bos. Haar ouders moesten eens weten dat ze al na een paar seconden in het niets oplost. In het complex traint Jakira uit alle macht in het aanleren van nieuwe technieken, met verschillende halografische gevechtspartners. Telkens brengt Xan haar op tijd terug naar de open plek, waarna ze naar het dorp terugkeert. Als ze niets te doen heeft, staat ze dikwijls aan de rand van het dorp op uitkijk. Haar gedachten zijn dan bij Sinaron, waar ze al lange tijd niets meer van gehoord heeft.
De weken worden maanden, terwijl Jakira steeds verder en sneller vordert. Tot ze op een dag terugkeert van een training. Ze merkt plots drie mensen voor haar op.
"He... Ja... Dat is... Kaïnja..... en haar ouders zijn er ook bij."; stamelt ze en begint te lopen.
"Kaïnja!!"; roept ze.
Het meisje van het andere dorp kijkt verast om en blijft staan. Dan omarmen beide jonge vrouwen elkaar.
"Mijn broertje zal verrast zijn om je te zien."; lacht Jakira.
Ook ouders begroeten Jakira hartelijk en samen gaan ze verder naar het dorp. Junzo springt blij op als hij hen herkent en omarmt Kaïnja. Dan kussen ze elkaar.
"Zo te zien hebben we binnenkort opnieuw een zoon."; zegt Kaïnja's vader.
Kaïnja blijft, bij Jakira's ouders, twee weken logeren. Haar moeder en vader gaan intussen verder naar het volgende dorp, waar een paar familieleden wonen.
Elke avond gaat Junzo, met Kaïnja, aan het meertje picknicken. Jakira, die nu in de derde fase van haar opleiding is, gaat hen soms opzoeken, als ze van de training met Xan terugkeert. De tijd vliegt voorbij en dan komt de dag dat de ouders van Kaïnja terugkeren. Het moment van afscheid is gekomen.
De eerste dagen na Kaïnja's vertrek zit Junzo alleen aan het meertje. Hier neemt hij een besluit en drie weken later vertrek hij met toestemming van zijn ouders. Jakira en Unka vergezellen hun broer naar Kranjon en zijn liefje Kaïnja, de zuster van Tinron. Ze rijden met een wagen naar het oosten.
Plots horen ze stemmen en zien een gewapende man, die een ander dreigend tegen een boom, duwt en een mes tegen zijn keel drukt. Twee anderen houden een vrouw vast, Terwijl een vierde lachend toekijkt.
"Je geld en andere dingen van waarde, makker. Of je bent er geweest en dan nemen we je vrouw onderhanden."; zegt de vierde dreigend.
Voor Junzo haar kan tegenhouden, springt Jakira op de grond en loopt naar de rovers toe. Op een tiental passen van hen blijft ze staan en zegt sissend:
"Waarom neem je mij niet onder handen, bandieten...."
Verbaasd kijken de vier mannen om en zien het praktisch ongewapende meisje. Ze heeft alleen een klein mes aan haar riem hangen.
"Ben jij je leven moe, meid. Of wil jij je eens lekker amuseren?"; vraagt de leider dreigend.
"Amuseren. Met jullie. Wie zegt dat ik nog iets van jullie overlaat, als jullie deze man en zijn vrouw niet dadelijk laten gaan."; dreigt Jakira.
"En hun geld dan...."; vraagt de leider.
"Dat nemen ze mee. Zij hebben ervoor gewerkt en jullie niet."
"Zeg, meid... Weet jij wel wie ik ben. Mijn naam is Dirak, de rover."
Jakira's broer schrikt. Hij heeft al verhalen van deze man gehoord, verhalen waar in moord en doodslag de hoofdrol spelen. Hij is de leider van de moorddadigste bende die in deze streken overvallen pleegt.
"Ja, Dirak. Ik heb al van jou gehoord. Een paar maanden geleden in de buurt van het dorp Kranjon, gingen jullie op de vlucht. Enkelen van jullie heb ik toen met mijn stok halfdood geslagen."
"Jij... ben jij die meid. Eindelijk. Toen hadden jullie geluk, De soldaten van de Koning kwamen juist op tijd, Maar vandaag krijg jij de rekening, meisje. Levend geraakt jij hier niet meer vandaan."; sist de hoofdman.
"Toen was ik nog Jakira, de boerendochter. Vandaag ben ik dat niet meer, Dirak."
"Dat zal je niet veel helpen, meid. Ik heb al vele mannen gedood tijdens mijn leven. Jij bent nog jong. Ik wil je nog een kans geven. Verdwijn nu dadelijk en je leeft tot onze volgende ontmoeting."
"Nee, Dirak. Deze mensen hebben mijn hulp nodig en als jullie je wapens niet neerleggen; dan moet ik jullie je verdiende straf bezorgen."
"Jij onze straf... Aha ha, dat zullen we nog wel eens zien...."; lacht Dirak en geeft zijn mannen een teken.
Een van hen trekt zijn zwaard en stapt op Jakira toe. Junzo, trekt intussen ook zijn wapen en wil van de wagen springen.
"Unka, blijft hier. Ik moet Jakira helpen."
"Zeker van, Junzo. Kijk eens."; antwoordt Unka.
Junzo kijkt om en ziet Jakira plots ziet uithalen. Dan hoort hij een luidde klap en ziet de rover naar zijn borst staren. Zijn metalen borstplaat is gebroken en hij wankelt achteruit, terwijl hij naar de jonge vrouw staart. De drie anderen vallen Jakira met hun zwaarden aan, maar zij duikt soepel onder hun aanvallen door. Dan raakt haar voet het been van een rover, dat dadelijk breekt en de man stort in elkaar, kreunend van de pijn.
Even peilt Jakira naar de gedachten van de twee anderen en beseft dat beide al meerdere moorden op hun geweten hebben. Zij hebben de dood verdiend. Handig ontwijkt Jakira de aanvallen van beide rovers en slaagt erin om tussen hen in te komen. Als Dirak naar haar uithaalt, duikt ze opzij en het zwaard doorboord de borst van zijn makker. Verbaasd kijkt de gevreesde rover naar Jakira en dan naar zijn makker, die stervend in elkaar zakt.
"Waar heeft ze dat geleerd??"; fluistert Junzo verbaasd.
"Misschien van die vreemde man, waar ze soms van spreekt. Ik geloof dat ze hem Xan noemt."; merkt Unka op.
"Een man. Wie dan???"; gromt Junzo.
"Ze zegt dat hij haar traint in gevechtskunsten en esperkrachten."
"Esperkrachten. Wat zijn dat, Unka?"
"Dat weet ik ook niet, Junzo. Ze heeft het er soms over. Misschien zijn het die krachten die ze op dit moment gebruikt."; antwoordt zijn jongere zuster vragend.
Intussen hoort Dirak Jakira zeggen.
"Nu is het uw beurt, Dirak."
Snel richt hij dan zijn blik op haar en voelt de woede weer in zich opkomen.
"Sterf dan...."; brult hij uit.
Dan stort hij zich op het blonde meisje, met opgeheven zwaard. Jakira slaat echter met haar tot staal gevormde hand tegen de zijkant van het zwaard, dat met een vreemd geluid breekt. Dan wordt de verbaasde Dirak twee maal door de voet van Jakira aan het hoofd getroffen. Het bloed vloeit uit zijn mond.
Dan werpt hij zijn gebroken zwaard weg en rent naar zijn paard. Jakira stapt hem langzaam achterna. Dirak stijgt echter niet op, maar grijpt zijn gevreesde wapen. Een dikke metalen bol, met scherpe punten, aan een metalen ketting. Terwijl hij deze rondzwaait stapt hij dreigend op Jakira toe. De jonge vrouw blijft echter zonder te bewegen voor hem staan. Haar broer en zuster schrikken als ze de bol op hun blonde zuster zien toerazen. Maar de bol gaat door haar heen alsof ze er niet staat.
Terwijl de ogen van Dirak naar Jakira staren, klinkt een luidde slag als de bol zijn borstplaat raakt. Met grote ogen kijkt hij naar zijn borst en ziet de scherpe punten uit zijn borst steken. Dan wordt alles plots zwart om hem heen en langzaam zakt hij door zijn benen. Met een luidde plof valt hij dan voorover in het gras neer. Nog een laatste schok en hij is dood.
Jakira loopt dan op de man met het gebroken been toe. Ze knielt naast hem en legt het been zoals het zou moeten zijn. Maar ze merkt dat hij haar met vreemde ogen aankijkt. Even weet ze niet goed waarom, maar dan beseft ze, dat hij naar naakte borsten staart. Haar gezicht wordt rood, terwijl ze om zich heen kijkt. Plots ziet ze haar boven kleedje in het gras liggen en beseft wat er gebeurd is.
'Mijn lichaam is dus geen enkel probleem, maar mijn kleren blijven wat ze zijn.'; denkt ze terwijl ze haar hand naar haar kledingstuk uitsteekt.
Dan verheft het bloesje zich van de grond en zweeft snel naar haar toe.
De krijger kijkt verbaasd naar de jonge vrouw.
"Ben jij een Godin."; vraagt hij trillend.
"Nee, krijger. Dat ben ik niet."; glimlacht ze.
Junzo en Unka, die intussen hun schrik en verbazing te boven gekomen zijn, komen dichterbij maar blijven dan opnieuw verrast staan. Even kijkt Jakira naar haar broer en zus.
"Wacht even, ik moet deze krijger nog even helpen."; zegt ze glimlachend, terwijl ze haar beschadigd bovenkleedje zo goed mogelijk probeert aan te trekken.
"Ziet er een beetje kapot uit, maar ja, ik maak dat straks wel even."; fluistert ze intussen
Nadat Jakira haar bovenkleedje weer aangetrokken heeft, concentreert ze zich en het been van de gewonde is plots door een groene schijn omgeven. Even later helpt Jakira de rover recht, die verbaasd merkt dat zijn been weer genezen is. Dan staart hij naar zijn drie dode maten.
"Doray, Ik schenk je, je leven, maar ik eis wel dat jij je roversbestaan opgeeft en eindelijk eerlijk werkt zoekt... Bescherm de zwakken en diegenen die hulp nodig hebben."
"Ik zal het doen... Ik zweer het.."; stamelt de man.
"Vergeet het niet. Anders zal ik je weten te vinden en zul je, je drie makkers in de hel terugzien...."
De man loopt naar zijn paard en stijgt op.
"Ik zal het niet vergeten."; zegt hij en geeft dan zijn paard de sporen.
Urinzo en zijn vrouw komen op dat ogenblik naderbij.
"Dank u, vrouwe. U redde ons leven."; zegt de man aarzelend.
"Geen dank . Ik werd hiervoor opgeleid. Ga met uw vrouw verder in vrede, zij zullen u niet meer lastig vallen."
Urinzo knikt en raapt dan met zijn vrouw hun bagage op. Jakira kijkt hen nog even na, terwijl ze verder trekken. Junzo merkt grijnzend op:
"Ik denk niet dat die nog ooit iemand kunnen lastig vallen, zusje."
Jakira draait haar hoofd naar haar broer en ziet hem naar de lijken op de grond kijken. Dan valt haar blik op de doden en dringt langzaam toch haar door dat ze vandaag mensen gedood heeft. Plots heft ze haar hoofd op en stapt naar haar broer en zuster toe.
"Voorlopig mag niemand weten wat ik vandaag gedaan heb. Vergeet alstublieft wat jullie vandaag gezien hebben."; zegt ze.
"Vergeten, zus. Ik wou dat ik ook zo'n krachten had, dan..."
"Laat het, Junzo. Ik wou dat ik ze niet had, dan kon ik trouwen en kinderen krijgen."
"Dat kan nu toch ook. Misschien hebben ze dan ook je krachten en..."
"Nee, Unka. Dat kan nu niet meer. Na mijn opleiding komt mijn taak op de eerste plaats."; zegt Jakira, terwijl in de wagen kruipt.
Hier trekt ze snel haar blouse terug uit en zoekt in haar bagage naar een andere. Als haar broer en zus weer vooraan op de wagen gaan zitten komt ze lachend te voorschijn.
"Zo dat is ook weer in orde. Daar moet ik in het vervolg beter opletten."
"Op wat Jakira."; grijnst Junzo.
"Broertje, je zult toch wel gemerkt hebben, dat ik daar plots zonder bloeze stond."
"Dat heeft hij zeker, zus. Het was alsof hij....."
"Zwijg jij. Je snapt er niets van, Unka."; sist Junzo en duwt zijn zusje achterover, zodat ze achter in de wagen beland.
"Laat maar, ik snap wel wat ze bedoelt, broer. Kom, laat ons verdertrekken. Anders laat Kaïnja haar oog nog op iemand anders vallen."; lacht Jakira.
"Hou op, Jakira. Kaïnja houdt van mij."; gromt Junzo en neemt de teugels stevig vast.
Een ruk en dan zetten de paarden zich in beweging. Junzo draait de wagen naar rechts en ze zetten tocht naar Kranjon verder.
'Dat was niet nodig geweest, meesteres. Ik kan ook kleren vormen.'; denkt haar hypsoon plots;
"Kleren vormen. Hoe..."; zegt Jakira verbaasd, maar schrikt als ze haar broer en zus naar haar ziet kijken.
"Wat zeg je?"; vraagt Unka.
"Ik bedoelde dat mijn kleren beschadigd worden, als ik doe wat ik daarstraks deed."; antwoordt Jakira.
"Hoe deed je dat, Jakira. Het leek alsof dat puntige ding doorheen je lichaam ging."
Even kijkt Jakira haar zus aan en dan naar Junzo die de wagen bestuurt. Toch merkt ze dat hij aandachtig naar hun gesprek luistert.
"Dat ding ging niet door mij heen, maar ik kon achteruit springen. Een van de punten raakte mijn bloeze, die van mijn lichaam gescheurd werd, zusje."; lacht ze.
"Toch leek het dat, dat ding doorhee..."
"Jullie stonden nogal veraf. Misschien heb je het niet goed kunnen zien."; glimlacht Jakira.
Ze merkt dat Junzo opgelucht zucht en ook haar zus begint erover na te denken. Jakira zwijgt verder en denkt:
'Wat bedoelde je daareven?'
'Ik kan kleren om je lichaam vormen, meesteres.'
'Wat... hoe zien die er dan uit. Zoals je zelf wil. Je moet er maar aan denken en het wordt uitgevoerd.'
Haar broer en zus hebben niets gemerkt van dit gesprek en plots zegt Jakira.
"Ik ga proberen mijn bloes te herstellen."
"Herstellen, zus. Maar ze was toch helemaal kapot."
"Ja, maar toch moet ik het proberen. Het was een van mijn lievelings bloezen, dat weet je, Unka."
"Doe maar, Jakira. Het is nog een paar uur en dan zijn we in Kranjon."
Jakira kruipt in de wagen en gaat in een hoek zitten, zodat beiden anderen haar zo goed als niet kunnen zien.
'Wat moet ik doen om.'; vraagt ze in gedachten.
"Kleed je uit, meesteres.'
'Mij uit kle....'
'Ja, anders is het niet mogelijk. Je kleren zouden in de weg zitten.'
Nadenkend kijkt Jakira naar de rug van haar broer en zus, maar ze is veel te nieuwsgierig naar het resultaat.
'Je bent toch zeker, dat je het kunt.'
'Honderd procent, meesteres.'; hoort ze de stem van haar hypsoon.
Nog even kijkt ze naar beide anderen en trekt dan haar rokje uit. En dan de rest. In haar blootje maakt ze zich zo klein mogelijk.
'Zo zal het niet gaan, meesters.'
'Wat... Het moet."
'Het kan alleen als je rechtstaat, meesteres.'
"Oké, dan.'; denkt Jakira en probeert met zo weinig mogelijk geluid op te staan.
Het duurt bijna een minuut, maar dan staat ze eindelijk rechtop.
'Doe het nu maar snel.'; denkt ze.
Op hetzelfde moment kijkt Unka om en stamelt:
"Jakira... He, waar zijn je kle.... Wat is dat voor iets."
"Wat.... zus..."; vraagt Jakira met trillende stem, terwijl ze terug gaat zitten.
Unka kruipt de wagen in en fluistert:
"Je stond daar in je blootje en het leek wel alsof je kleren uit het niets over je lichaam schoven. Hoe doe je dat?"
"Ben je aan het dromen, zusje. Mijn kleren schoven over mijn lichaam. Da's wel grappig."; glimlacht Jakira.
Unka kijkt haar kwaad aan, maar zegt niets. Jakira kijkt haar droevig na, terwijl ze weer naast Junzo gaat zitten. Ongeveer een uur later zegt Junzo:
"We zijn er.. Daar zijn de eerste huize..... Kaïnja...."
Jakira kruipt naar voor en ziet de jonge vrouw tussen de huizen naar hen toelopen. Junzo springt van de wagen, terwijl Unka de teugels met moeite kan vastgrijpen. Jakira helpt haar om de paarden te doen stoppen en even later lopen beiden naar hun broer, die Kaïnja kust.
Die avond gaat Jakira na het eten met de familie van Tinron naar buiten. Junzo en Kaïnja zitten op de bank langs de overkant te praten. Ze wuift even met haar hand en loopt dan nadenkend door het dorp. Aan de rand ziet ze plots een vreemd lichtschijnsel. Voorzichtig nadert ze het en plots ziet ze een gedaante staan.
"Xan. Wat..."; fluistert ze.
"Kom, Jakira."; zegt de 'man'.
Beiden stappen in de lichtboog en zijn plots verdwenen. Op een paar meter van de plaats waar Jakira verdween, staat Unka, haar zus naar de plek te staren. Ze weet niet goed wat te doen.
"Jakira is verdwenen. Wat moet ik doen. Alarm slaan of..... Nee, het leek alsof Jakira vrijwillig met die man meeging."; denkt ze en loopt dichter naar die plek toe.
Als ze op dezelfde plaats staat waar Jakira oploste, gebeurd er echter niets. Unka stampt even met haar voet op de grond.
"Verdwenen of niet, Zus. Maar als jij terugkomt, zal je een goede uitleg moeten geven."; sist ze kwaad.
Dan draait ze zich om en haast zich naar het huis van Kaïnja's ouders.
Intussen is Jakira met Xan gematerialiseerd en volgt de 'man'. Plots hoort ze een stem achter zich:
"Dat is lang geleden.."
Jakira kijkt om en kijkt de groenhuidige jonge vrouw aan.
"Wi... Quana."; zegt ze.
"Ja, Jakira. En deze maal ben je iets beter gekleed zie ik."; lacht het meisje, terwijl ze op Jakira toeloopt.
Beiden omarmen elkaar.
"Hela, Quana. Ken je die mooie meid."; zegt een jongeman plots.
Quana kijkt om.
"Dit is Jakira. Ik leerde haar een paar maanden geleden kennen. Jakira, dit is mijn vriend Dargo."
Even kijkt Jakira naar Quana en dan naar de jongeman.
"Je vriend ziet er stevig uit."; knipoogt Jakira naar Quana en vraagt dan:
"En wie zijn dat."
Quana kijkt in de richting die Jakira aanwijst. O, die... Dat zijn tempelwachters. Meer weet ik ook nog niet."
"Tempelwachters..."; fluistert Jakira.
Plots verschijnt Xan terug en vraagt:
"Willen jullie mij volgen?"
De drie kijken elkaar aan en volgen de 'man' dan maar. Ze kunnen niet anders, want ze staan plots in een grote zaal met allemaal 'vensters'.
'Dat zijn beeldschermen, meesteres.'; hoort Jakira haar hypsoon meedelen.
Quana en Dargo volgen Jakira die naar een van die 'vensters'. Jakira kijkt verbaasd naar het scherm.
"Dat is een planeet."; stamelt ze.
'Klopt, meesteres. Dat is de zesde planeet van het stelsel waar jij geboren bent. Wij bevinden ons op een maan, die om deze planeet draait."
"Een planeet."; vraagt Dargo op dat moment.
Quana kijkt met bewondering naar het scherm en fluistert:
"Wat mooi."
"Mag ik even jullie aandacht."
Jakira kijkt als eerste om en knikt.
"Dargo, Quana. Op de tafel liggen voor ieder van jullie een hypsoon. Neem hem."
"Xan, wat is een hypsoon."; vraagt Quana.
Maar voor Xan iets kan zeggen, merkt Jakira op:
"Dit hier, Quana."
Het roodharig meisje loopt op Jakira toe, die vlakbij de tafel staan en neemt het vreemde ding aan. Als het in haar hand ligt kijkt ze er naar.
"Wat is dat voor iets, weet jij het, Jakira?"; vraagt Dargo, terwijl hij het andere van de tafel neemt.
"Ja, Dargo. Je moet het van achter tegen je nek drukken. Maar pas op het voelt wel een vreemd aan."
Quana en Dargo doen het en dadelijk voelen ze allebei het apparaat van vorm veranderen.
"En jij, Jakira. Wil jij er geen."
"Ik heb er al een tijd zo eentje, Dargo. Schrik maar niet, het kan praten en nog veel meer."; lacht Jakira.
"Praten...."; fluistert Quana.
Jakira wil nog antwoorden, maar op dat moment zegt Xan:
"Pas op, we gaan naar de centrale."
Quana kijkt naar hem, maar op hetzelfde moment vervaagt hun omgeving een paar seconden. Dan staan ze ergens anders. Hier staan allemaal kleinere beeldschermen, maar daar zijn geen beelden op te zien, maar gegevens.
"He, waar is Xan."; merkt Dargo op.
Ook Jakira en Quana kijken om zich heen, maar zien hem niet.
Dan horen ze een stem die van overal lijkt te komen..
"Ik ben de centrale computer van het complex, dat door mijn bouwers Kia-2 genoemd werd. Vroeger was hier ook een menselijk bemanning, maar toen de grote oorlog kwam, werden deze mensen geëvacueerd. Later nam ik het volgens het programma op mij om dit stelsel tegen indringers te blijven verdedigen. Ongeveer twintig jaar geleden vloog een schip het stelsel binnen. Eerst wilde ik mijn opdracht uitvoeren en het schip vernietigen, maar de laatste zeven bemanningsleden van dit schip bleken zwaar ziek te zijn. Daarom nam ik contact op, en zij bleken vanuit een beschaving te stammen uit een ver verleden. Ik verleende hen toegang tot het complex en zij pasten mijn programma aan. Drie van de zeven stierven aan het virus dat in hun lichamen huisden. De vier overblijvenden bevinden zich op hun schip in een diepe ijsslaap, waardoor het virus zijn noodlottige werking niet verder kan zetten. Een paar maanden later startte ik met de uitvoering van het programma dat deze zeven Muonen inbrachten. Ik volgde instructies heel stip en begon op deze planeet naar de juiste personen te zoeken om een groep van espers te vormen. Acht ongeborenen, bij wie de esperkrachten sterk aanwezig waren, werden vlak voor hun geboorte genetisch behandeld. Van deze groep blijven jullie Jakira, Dargo en Quana als enigen over."
"Wat is er dan met de anderen gebeurd."; merkt Quana op.
"Onbekenden hebben hen een voor een gedood. Maron en Tessa hebben jullie gekend. Verder waren er nog Tano, Ainara en Zor. Alleen Zor is nooit teruggevonden. Vlak na zijn geboorte is hij verdwenen. Ik heb van hem nog steeds geen spoor kunnen vinden."; legt de computer uit.
"Tessa dood en Maron ook."; stamelt Dargo en kijkt Quana ontsteld aan.
"Ook Jakira was bijna gedood. Maar zij overleefde de aanslag, ik weet nog steeds niet waarom, maar vlak voor de dolk haar lichaam doorboorde, nam een lichte esperwaarde waar. De dolk werd even tegengehouden, maar die tegenstand was niet sterk genoeg. Toch werd het wapen van richting veranderd. Hierdoor miste de dolk Jakira's hart op een paar millimeter. Alhoewel ze zeer ziek werd, overleefde zij de aanslag."
"Wij zijn dus de enigen die overblijven. Is dat genoeg, Xan."; merkt Jakira op.
"Niet genoeg gegevens in databank."
Even is het stil in de zaal.
"Vrienden, van nu horen jullie hier thuis. Alle technische mogelijkheden van het complex staan tot jullie in functie van jullie taken tot jullie beschikking. De technische mogelijkheden van het complex zijn enorm, maar jullie training zal er toe bijdragen om met die krachten te kunnen omgaan. Alleen voor ons gemeenschappelijk doel mogen ze gebruikt worden. Maar eerst moet ik het jullie het een ander uitleggen over de kledij die jullie van nu af zullen dragen."; legt de projectie uit.
"De stof wordt door jullie hypsoon, dit is een heel kleine computer, bestuurt en vormt zich naar al jullie wensen. Jakira heeft het al ondervonden."
"Als ze maar niet te veel schrikken. Het is nogal griezelig als de stof vera...."
"Laat maar, Jakira. Ze zullen het straks wel ondervinden."
"Oké, misschien kan ik dan hun domme gezichten eens bekijken."
Dargo en Quana kijken verbaasd naar de grijnzende Jakira en horen haar zeggen:
"Kleedjes uit."
"Wat, onze kleren uit..."; stamelt Dargo.
"Jakira heeft gelijk."
Quana en Dargo kijken even naar elkaar.
"En jij dan. Geef eens het voorbeeld, Jakira."; merkt Dargo plots op.
"Ik heb mijn echter kleren al weggesmeten. Deze kleren zijn veel beter. Kijk maar."; lacht Jakira en geeft haar hypsoon een gedachtebevel.
Haar beide vrienden staren haar verbaasd aan, terwijl haar kledij langzaam verandert in een blauwe bodysuit, die haar lichaam helemaal bedekt.
"Wauw... hoe doe je dat? Het lijkt wel toverij."
"Ik doe zo goed als niets, Quana. Mijn hypsoon vormt mijn kledij volledig naar een beeld dat ik in gedachten hou."
"Je hypsoon en de mijne kan dat ook."
"Dat klopt, meid."; zegt Jakira, terwijl haar kledij weer de vorm aanneemt, zoals ze in haar dorp draagt.
Dargo kijkt even verschrikt naar Quana, die snel haar kleren uittrekt. Het is een hele tijd geleden dat hij haar nog naakt gezien heeft, ze waren toen een jaar of acht en gingen dikwijls in de rivier, nabij hun dorp zwemmen. Maar nu is ze bijna een volwassen vrouw.
Dan schrikt hij.
"Dargo, naar mooie meisjes staren, zal je niet uit je kleren helpen."
Met een licht roodgekleurd hoofd kijkt hij op en glimlacht.
"Toen ik haar de laatste keer naakt zag rondlopen, was ze nog maar acht jaar oud."
Quana kijkt hem kwaad aan.
"Jakira, wat moet ik nu doen."; sist ze.
De blonde jonge vrouw kijkt haar lachend aan.
"Denk aan een kledij die je wil dragen en je zal wel voelen wat er gebeurd."
Quana kijkt dan naar Jakira en concentreert zich. Eerst gebeurt er niets, maar dan voelt ze een vreemde stof over haar naakte huid schuiven.
"He, dat kittelt."; giechelt ze.
Dargo is half uitgekleed en kijkt zijn vriendin verbaasd aan.
"Kom, Jakira. Wij zijn hier weg. Als het die idioot niet lukt, dan moet hij maar in zijn blootje rondlopen."
Hoe voelt het, Quana."; vraagt Jakira.
"Je had me wel even kunnen waarschuwen. Het voelde zo vreemd aan."; sist Quana.
Jakira glimlacht en volgt Quana, die naar een aantal beeldschermen loopt. Ze zien beelden van de omgeving van de maan. Beiden beseffen steeds meer, dat hun leefwereld sterk aan het veranderen is.
"Wat staat ons nog te wachten?"; fluistert Quana, terwijl ze naar de beelden van de zesde planeet staart.
"Ha, daar is je vriendje. Hij ziet er niet slecht uit."; merkt Jakira op, als ze merkt dat Dargo naar hen toe loopt.
"Hela, kijk maar, meisjes. Het is me toch gelukt, zoals jullie zien."; lacht hij.
Quana kijkt hem even aan, maar sist:
"Tegen jou spreek ik niet, gluurder."
Op dat moment verschijnt Xan uit het niets
"Allemaal oké."; vraagt hij..
Als onze vrienden knikken, zegt hij:
"Dan nu de volgende fase."
Onze drie vrienden kijken naar de tafel die Xan aanwijst en zien drie paar kleine voorwerpen liggen.
"Ook een Pentagon. Maar dan kleintjes."; lacht Jakira.
Quana, neemt er een op en draait het kleine ding tussen haar vingers rond. Het lijkt op een kleinere uitgave van hun hypsoon.
"Waar dient dat voor?"; vraagt ze, terwijl Jakira en Dargo ook één opnemen.
"Druk het tegen jullie hypsoon. Voor ieder een paar"; antwoordt Xan.
Onze vrienden voelen allen een lichte tinteling in hun hals, als hun hypsoon beide kleine Pentagons volledig in zich opneemt.
"Wat is dat nu weer?"; merkt Dargo vragend op.
"Die Pentagons of die vreemde apparaatjes, zoals jullie het noemen hebben contact gemaakt met zijn hoofdmodule, waardoor de mogelijkheden van de hypsoon uitgebreid werden. Er zijn nog twee uitbreidingen mogelijk, maar die zijn voor later. Eerst moeten jullie met deze leren omgaan."
"Er is toch niet veel veranderd."; merkt Dargo op.
"Dat denk je maar. Pas maar op met wat je denkt. De hypsoon voert dadelijk een bevel van zijn drager uit. Het kan zelfs een energiescherm om jullie lichaam opwekken. Ook past hij zich automatisch aan, aan jullie lichaamsamenstelling. Waardoor Jakira nooit meer, zoals jullie het noemen, in haar blootje komt te staan. Je weet het toch nog."
"Jawel, Xan. Ik weet het nog. Dus je wilt zeggen dat dit met deze kleren niet meer kan voorkomen."
"Nee..."; schrikt Xan.
Maar Jakira luistert niet. Ze vormt haar volledig lichaam om in een soort gas en zweeft langzaam naar het plafond toe, terwijl haar lichaam volledig onherkenbaar wordt. Geleidelijk zakt het gas weer naar beneden en langzaam wordt de gedaante van Jakira meer en meer opgebouwd.
"Ja, Xan. Je had gelijk. Ik heb al mijn kleren nog steeds aan. Zelfs de hypsoon veranderde."; lacht ze, terwijl ze haar lichaam bekijkt.
"Hoe doe je dat?"; vraagt Quana met trillende stem.
Maar voor Jakira kan antwoorden, zegt Xan
"Genoeg, spelletjes. Jullie esper-krachten laten we een tijdje rusten. Vanaf nu gaan we verder met vechttechnieken. Vorm een beeld in gedachten van een zwaard dat jullie vasthouden. Maar schrik niet."
Onze vrienden zien plots een vreemde vorm in hun handen, dat langzaam maar zeker een zwaard wordt.
"Als jullie meer geoefend hebben, zal deze transformatie veel sneller zijn juiste vorm aannemen. De concentratie moet veel intensiever gebeuren."; merkt Xan op.
Jakira zwaait even met het zwaard rond.
"Het ziet er echt uit."; glimlacht ze.
"Pas maar op, Jakira. Dat ding is vlijmscherp."; moppert Quana, terwijl ze het topje van haar vinger aflikt.
"Laat eens zien."
Quana kijkt het blonde meisje even aan en laat haar dan het sneetje aan haar linker wijsvinger zien.. Tot haar verbazing neemt Jakira haar vinger in haar rechterhand en even ziet ze een groen licht tussen de vinger van haar vriendin doorschemeren. Dan laat Jakira haar vinger los en Quana staart verbaasd naar de plaats waar het sneetje was. Het is er niet meer.
"Hoe… ik wou dat ik dat ook kon."
"Dat kan je ook, Quana. Maar Jakira staat al verder dan jullie beiden."
"Hoe kan dat, Xan?"; vraagt het groenhuidig meisje.
"Dat is een gevolg van enkele gebeurtenissen in de voorbije jaren. Hierdoor kwamen haar krachten naar boven, zoals op het moment dat haar oude leermeester stierf."
"Heb je dat gemerkt."
"Dat werd geregistreerd, Jakira. Ook toen je vader gewond was en jij door de schok, je genezende krachten voor de eerste maal onbewust gebruikte. Ook de genetische erfenis van je moeder heeft hier toe bijgedragen."
"Mijn moeder? Hoe kan zij…. Ze is toch geen esper…."; vraagt Jakira.
"Dat staat in mijn databank. Verdere gegevens moeten opgezocht worden."; antwoordt Xan.
Even lijkt Xan naar de muur te staren, terwijl hij onzichtbaar communiceert met de centrale computer.
"Gegevens zullen later beschikbaar gesteld worden."; zegt hij plots.
Jakira kijkt hem even aan en beseft dat ze op dit moment niet meer te weten zal komen en zwijgt. Xan wendt zich dan tot de drie aanwezige mensen.
"Volg het programma van jullie hypsoon. Jullie vechten vanaf nu tegen jezelf."
"Tegen onszelf. Hoe gaan we dat doen."; lacht Quana.
Ook Dargo wil iets zeggen, maar ze zien allen hun halografische evenbeelden voor hun ogen materialiseren. Jakira gaat tegenover zichzelf staan, maar voor ze het beseft, valt het halogram haar aan.
"Pas op. Dit is een van de eerste trainingen. Jullie doel is om zo perfect mogelijk te vechten, zowel met het zwaard als met de blote hand

 

feedback van andere lezers

  • VickyLievens
    prachtig,
    ik vindt geen ander woord, gewoon prachtig.
    groetjes vicky
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .