< terug
Noorderzon(2)
De verbaasde reiziger keek verdwaasd om zich heen, waar was de weg naar het kasteel...hij neuriede een melodie binnensmonds, en zijn vergeelde tanden beten in tabakspruim.
De geur van vers gebakken brood kwam hem tegemoet, en de vermoeidheid van de lange reis
overmande hem.
Elisabeth, zijn vrouw was er nog geweest, en zei hem zich geen zorgen te maken, het ging haar goed.
Het wilde gekrijs van een roofdier deed hem opschrikken, Waar was dat ? Nadenkend trok hij
met zijn vingers strepen in de blanke sneeuw.
De lauwe zon verwarmde, hij voelde zich redelijk goed. Vanuit zijn ooghoeken kon hij net de man zien, die nu in de verte snel naderde.
Een diepe herkenning overviel hem. Dat was Robert, die simpele gevoelige ziel uit het verder afgelegen dorp.
Halverwege zijn borstelige wilde wenkbrauwen ging zijn blik naar de eenvoudige man.
Wat had die een eigenaardige haast...
Opgeschrikt uit zijn gedachten, zwaaide hij even later op zijn paard, en joeg het al prikkend met zijn lange sporen de heuvel op.
Vermoeid steeg hij van zijn paard, en controleerde zijn wapen, hij voelde zijn bloed wild stromen.
De afkeer van de reis was hem aan te zien, diepe kringen onder de ogen deden hem aan een zwerver denken.
Hij dacht nog heel even na, en liep toen met krachtige stappen op de poort af. Robert was geheel uit het zicht verdwenen. Een luide kreet van afschuw klonk uit de binnenplaats, bleek strompelde Robert
uit het kasteel. Zijn hoofd was loodzwaar en gebogen, zijn keel voelde als dicht geknepen, en zijn handen hingen slap langs zijn lichaam.
Robert kon geen klank uitbrengen, en ging als een blok tegen de grond.
De bebaarde reiziger deed snel een stap vooruit, en kreeg een luguber beeld voor ogen.
De vrouw lag naakt op de grond, op de rug. De benen waren gespreid, met niets herkenbaars meer
ertussen. De vloer was een grote bloederige massa, en hij kon rillingen die langs zijn ruggegraat liepen niet onderdrukken, het beeld was voor hem afgrijselijk wreed.
Haar ogen waren opengesperd, en staarden in het niets, haar handen grepen in een niet bestaande wereld.
Waar was haar minnaar ? Hij keek overal, maar een drukkende en beklemmende stilte heerste...
Zij was mooi, en zeker was dat ze hier nooit alleen gewoond had, wist hij maar iets.
Aan Robert, die de eenvoud en eerlijkheid zelve was, had hij niets. En niemand kon hem iets over haar vertellen, dacht hij bij zichzelf.
De krachtige man bedacht zich geen ogenblik, tilde het het lichaam van de dode vrouw op, en legde haar omzichtig op het bed temidden van open haarden, en veel schilderijen van voorvaderen.
Mijn hemel, wat is ze ondanks haar dood toch mooi, bedacht hij, en beheerste zijn drang met zijn hand over haar gezicht te gaan. Plots werd hij uit een van zijn ooghoeken een beweging gewaar...
Robert kwam weer binnen, en schreeuwde bittere kreten van pijn en verdriet.
Wat heb jij met haar gedaan, wilde hij weten, en zwaaide met een scherp zwaard voor de ander zijn keel.
De reiziger ontkende in alle toonaarden dat hij iets wist, en liep weg van de razende man voor hem...
De winter was net voorbij, en de nachten werden weer korter.
Robert was er niet meer, en niemand riep nog ooit haar naam...
feedback van andere lezers- Peerke
tegemoet (geen d)
Lazey: :-0 - JC
smaakt naar meer Lazey: fijn hoor...
|