Volg ons op facebook
|
< terug
Vrouwtje Echo
Vrouwtje Echo
Midden in een groot bos, binnenin een ronde stenen put woont Vrouwtje Echo, al meer dan honderd jaar.
In de zomer is de vloer van haar huisje bedekt met zand, in de herfst met wilde kastanjes, 's winters met dorre takken en een enkele keer met donzige sneeuw en in de lente met roze bloesems.
Vrouwtje Echo kent alle kleuren van de lucht, het koningsblauw, de zeven tinten grijs en het heksenzwart. Witte melkwolken drijven de kudde schaapjes en kamelen aan. Zwarte wolken scheuren de hemel open vol spetterend vuurwerk. Grijze wolken brengen de regen. Dan neemt ze een bad. Soms verschillende keren op één dag. Dan ruikt ze fris naar verse aarde.
Ze houdt de vloer van haar put schoon. Met de steentjes en papiertjes die af en toe haar huis binnenwarrelen, maakt ze torentjes voor de huizen en kastelen die de mieren bouwen, dag in dag uit. Ze bouwen zelfs onderaardse gangen, maar daar durft ze niet in te komen. Ze is bang van het donker, bang dat de mollen in haar tenen zullen bijten.
Wanneer er blikjes, glasscherven en stompjes sigaretten op de vloer van haar huisje vallen, is ze boos. Dan wil ze hard naar boven roepen
'Hé, ik ben geen stortput' maar ze kon zich gelukkig net op tijd inhouden. Ze mag namelijk nooit als eerste tegen de mensen praten.
'Dan ga je echt dood en verander ik je in een mol' had de vrouw gezegd toen ze haar honderd jaar geleden op de bodem van de put liet zakken.
'Je mag alleen de woorden van de mensen herhalen' waren haar laatste woorden.
'Mensen halen' echode ze met een bibberstem. Ze kroop weg in een hoekje van de put. Toen sloeg een bliksemflits in. Vrouwtje Echo was verblind door het licht. Bij de donderslag die erop volgde werd het aardedonker. Toen ze haar ogen weer opendeed, was de vrouw verdwenen. Vrouwtje Echo haalde opgeruimd adem, keek haar nieuwe woning rond, en besloot er voortaan maar het beste van te maken.
De vrouw is in al die jaren maar één keer op bezoek gekomen. Ze was toen razend kwaad dat Vrouwtje Echo nog geen dag verouderd leek sedert ze haar in de put had neergelaten. En nog mooier dan voordien.
De vrouw was met de jaren meer en meer op een echte toverkol beginnen lijken : haar ravenzwart haar was grijs en piekerig, haar mooie blanke huid zat vol grote rosse sproeten en haar eens zo rode lippen krulden naar binnen van nijd. Ze krijste toen ze het jonge en bloedmooie Vrouwtje Echo zag:
'Al blijf je nog zo jong en mooi
De put is voor eeuwig jouw kooi'
Misschien is ze ondertussen dood, maar Vrouwtje Echo durft niet met de mensen praten. Ze wil niet veranderen in een blinde mol.
Ze heeft er geen moeite mee dat ze niet als eerste mag praten. In haar put kan ze namelijk heel goed met zichzelf praten. Als ze lang genoeg kijkt naar de wolken, de mieren, de torren en slakken, dan komen de verhaaltjes of slaapliedjes vanzelf. Of van Stemmetje. Stemmetje komt soms op bezoek en dan weet Vrouwtje Echo niet meer of zij zelf de mooie verhalen verzint of dat Stemmetje dat doet. Maar dat doet er niet toe, zegt Stemmetje.
'Roze, wiezewoze, wiezewalla, kristalla, kristoze, wiezewoze, wiezewalla wies wies" is het lievelingsliedje van Stemmetje. Maar dat zingt ze alleen op heel speciale gelegenheden. Bij de inhuldigingplechtigheid van een nieuwe mierenstad bijvoorbeeld. Of als ze, samen met Vrouwtje Echo, in een lekker bad springt. En één enkele keer ook om Vrouwtje Echo weer aan het lachen te brengen als ze verdrietig is.
2.
Op mooie dagen komen er veel mensen boven haar put hangen. Ze roepen dan heel hard 'Hallo' alsof ze doof is.
Ze herhalen graag hetzelfde woordje 'Hallo' alsof ze dom is.
Dan antwoordt ze razendsnel:
'Allo'
Soms roepen ze een zin:
'Hallo, is daar iemand'
'iemand' zegt ze dan. Alsof dat haar voornaam is. Wanneer de mensen weg zijn, komt Stemmetje haar vaak opzoeken.
'Waarom geef je de mensen altijd braaf hun laatste woord terug. Ik zou hen woordje voor woordje afpakken tot de zin weer in zijn eigen kop bijt' zegt Stemmetje eigenwijs.
'Eén keer heb ik een hele zin teruggeschreeuwd. Dat was bij die stomme papa die zijn dochtertje te diep naar beneden liet kijken. Haar bloemenrok wapperde langs haar hoofd en uitgestrekte armpjes. Zijn grote handen hielden alleen haar enkels vast. 'Help. Niet doen, papa!' riep het meisje en ik riep snel en luid 'Elp. Nie doe papa'. Ook het woordje 'nie' Vrouwtje Echo is helemaal buten adem geraakt van het lange praten.
'Waarom gebruik je nooit het woordje 'niet'' vraagt Stemmetje
'Omdat het vies klinkt en smaakt naar muizendrol'
'Je moet er eens op letten,' zegt Stemmetje 'Niet is het lievelingswoord van ouders en leraars. 'Niet zo ver. Niet zo diep. Niet zo luid'
'Ver. Diep. Luid' roept Vrouwtje Echo en ze moeten allebei lachen.
Soms komen er mensen die lang naar beneden kijken zonder iets te roepen of ze gooien centjes. Dan hoort Vrouwtje Echo hun stille wensen. Dan geneest het kind, raakt de jongen verliefd op het meisje, gaat papa weer bij mama wonen en wordt het zusje-dat-moeilijk- leest de eerste van de klas.
Laatst was er een jongetje. Hij keek lang en diep naar beneden en Vrouwtje Echo hoorde hoe hij met de dieren in de put wilde praten. Hij hield met zijn vingers zijn bril vast omdat die niet in de put zou vallen. Daarna ging hij op zijn rug op de rand van de put liggen. Vrouwtje Echo hoorde hoe hij met de wolken mee wilde reizen, naar verre landen, zijn papa achterna.
3.
Vrouwtje Echo gaat meestal slapen net voor de hemel helemaal zwart ziet. Ze houdt niet van de donkerte 's nachts. Behalve als de maan vol raakt, dan vertelt die haar een verhaaltje voor het slapengaan. Als ze 's nachts toch wakker wordt, kust Grote Beer haar terug in slaap. Of ze moet lachen met een ondeugend mopje van Janneke Maan.
Een enkele keer komen er tegen slapenstijd jongeren rond haar put hangen. De muren doen dan 'djoenk, djoenk, djoenk' en slierten rook dampen boven de put.
Ze valt dan gewoonlijk toch in slaap van de zoete geur.
Op een keer werd ze gewekt door het gerinkel van glas. Ze keek op en zag twee witte maskergezichten met lichten bovenop hun kop en ringen door de neus. Mensen of dieren, ze kon het niet goed zien.
'Diermensen' zei ze
'Mensbaksels' fluisterde Stemmetje, maar hoe Vrouwtje Echo ook keek, ze kon haar in het donker niet zien.
Ze schreeuwden ' Doen- doen -doen' en Vrouwtje Echo riep mee op hun ritme:
'Niedoen- niedoen-niedoen'. Even was ze vergeten dat ze nooit zelf woorden mag maken als ze tegen de mensen praat. En dat ze het woordje 'niet' ook haast nooit gebruikt. Een vreemd tintelend gevoel kroop in haar tenen. Zaten er mollen aan te knabbelen ?! Het gekke was dat ze nu niet echt bang was van de mollen. Ze zou zelfs heel even in hun holletje willen kruipen als bescherming tegen die lelijke mensbaksels.
Te laat. Ze gooiden hun flessen stuk op de rand van de put en de scherven vielen naar beneden. Een paar rode vuurvliegen staken bijna een papierberg in brand. Gelukkig kwamen donkere wolken haar ter hulp en begon het te regenen. De mensbaksels liepen stampvoetend weg terwijl ze vals zongen:
'En we gaan nog nie naar huis/ belange nie/ belange nie/
En we gaan nog nie naar huis/want moeder is nie thuis'
Ze wou dat Stemmetje er was, maar die kwam nooit op bezoek als er mensen in de buurt waren en ze kon absoluut niet tegen vals zingen. Voor het eerst dacht Vrouwtje Echo terug aan thuis. Ze veegde vlug haar tranen af toen ze een nieuwsgierige mol voor zich zag staan. .
4.
'Alles wordt anders' zei de mol.
'Stommerik, ga weg' zei Vrouwtje Echo.
Op dat ogenblik hoorde ze een kind gillen. Direct daarna zag ze iets vallen. Uit de snelheid waarmee het viel, wist ze dat het kind een duw moest hebben gekregen. Zij brak de val of liever zijn val, want het was het jongetje-van-de-stille-wensen.
'Wie ben je ?' vroeg hij toen hij van de schrik bekomen was.
'Ben je' herhaalde ze
'Hé, wat stom, je moet me niet napraten. Dat doet mijn zusje ook altijd' zei hij boos, terwijl hij zijn kapotte brilletje weer op zijn neus zette.
'Altijd'
'Ga weg, spook' schreeuwde hij.
'spook' fluisterde ze met tegenzin.
Aan zijn bibberende hoge stem hoorde Vrouwtje Echo dat hij bang was.
Ze wilde hem helemaal geen schrik aanjagen, want ze vond hem lief en mooi met zijn rosse krullen en kleine brilletje waar een barst in gekomen was.
'Help, help' schreeuwde hij. De barst in zijn brillenglas maakte duizend kleine sterretjes.
Vrouwtje Echo begon, met het jongetje in canon 'Elp, elp' te zingen. Ze vond hun echo's zo mooi samen klinken; Ze kon er maar niet genoeg van krijgen.
En dat hoorden de mensen, want er werd een ladder in de put gegooid.
Vrouwtje Echo zag eerst een paar stevige bergschoenen met haken aan, dan een lang blauw broekpak, een grote rugzak, een helm en een dikke stralenbundel licht. Toen kon ze niets meer zien omdat het licht in haar ogen scheen. Het werd zo donker dat ze dacht
'Nu is het zover, nu word ik een blinde mol'
'Er zit een spook' gilde het jongetje
'Je liegt. Ik ben Vrouwtje Echo' zei ze, maar dat hoorden alleen de dieren die zich verstopt hadden toen ze de zware bergschoenen hoorden komen.
'Rustig maar' zei de man 'Je bent gered'
Gered! wou Vrouwtje Echo herhalen, maar ze kon het niet. Stemmetje was plots verschenen, had haar toegefluisterd ' Ik weet dat je hem graag ziet' en was toen vliegensvlug tussen de lippen van het jongetje verdwenen. Heel even verslikte het jongetje zich.
'Hou je maar goed vast' zei de man
'Goed vast' zei het jongetje. Vrouwtje Echo hoorde hoe Stemmetje in de borstkas van het jongetje was geklommen.
'Een toontje dieper dan toen Stemmetje met haar sprak, maar even mooi' dacht ze toen ze de man en het jongetje naar boven zag klimmen. Toen ze helemaal uit het zicht verdwenen waren voelde ze zich heel erg alleen.
Diezelfde avond echter daalde het jongetje terug af in de put, langs het touwladder dat de man had vergeten op te ruimen.
Hij begon snel te praten, zonder adempauzes:
'Ik kreeg zo'n kriebels in mijn borstkas. Toen hoorde ik plots iemand die "Roze wieze woze" zong. Die prachtige stem hoorde bij een klein schimmetje. Ik volgde het tot diep in het bos en het lokte me recht naar jou toe.
Heet je misschien Roze, of Wies of Walla en ben je echt van kristal ? '
Hij werd roder en roder in zijn gezicht en toen wist ze het, maar ze zweeg nog even.
'Ik vind het napraten ook helemaal niet leuk. Ik wil bij jou blijven.'
Toen kon Vrouwtje Echo zich niet langer inhouden:
'Ik ook bij jou' zei ze, en ze gaf hem een zoen. De sterretjes in zijn bril werden kleine kristallen, waarin ze zichzelf weerspiegeld zag. Nog altijd even mooi en jong als honderd jaar geleden.
Nu verzinnen ze samen liedjes, reizen ze op de rug van de schaapjes en de kamelen naar verre landen, of herhalen elkaars laatste woorden en dan lachen ze.
Ze zijn Meneertje en Mevrouwtje Echo en als je de put midden in het bos vindt en goed luistert, hoor je misschien ook hele kleine echootjes die met de mollen spelen.
Maditte
feedback van andere lezers- DeKoeneRidder
Wat een prachtig schrijfdebuut hier. Een sprookje met diepe gevoelens en een waaaaaanzinnig slot
XXX DKR Maditte: Bedankt voor de feedback. Het is inderdaad mijn eerste en enige kinderverhaal, dus een debuut. Kortverhalen voor volwassenen volgen nog. - sproet
hier heb ik van genoten!
ik zong dit liedje altijd voor mijn kinderen en ik merkte later op dat mijn dcchter het voor haar kinderen zong toen ze baby waren.
welkom op de site en je hebt ons verwent met een mooi sprookje.
liefs, sproet Maditte: Sproet is ook een naam die goed past bij een sprookje. Dank je voor de positieve feedback. Misschien moet ik me maar kinderverhalen gaan schrijven. Want dit is voorlopig mijn eerste en enige... - eisenik
leuk verhaal voor kinderen - otiske
Heel mooi geschreven, leuk om te lezen.
Knap bedacht en goed gebracht, groetjes. - lin
Geweldig onderhoudend sprookje. Teder en prachtig geschreven. Komplimenten!! Lieve groet, lin
|