< terug
Sterfgevallen
De rivier glanst van waterkeien tranen. Een
rilling van muggen in brailleschrift. Ze dansen
prikken in de spiegel alsof ze met hun kleinste
teen de kogels uit de blauwe longen van de wereld
proberen op te vissen, uit te wissen. Schuiven
uit op bemoste
stenen. Wachten vanzelfsprekend als troost op verdriet
tot de aarde begint te leven, te beven of afkoelt,
tot ook zij uitlopen als de mascara van een
vrouw, nu zonder kind of man. Geen regenbui
maakt haar nog zwaarmoediger. De oever aan haar vinger
is buigzamer dan het verleden en knokige
nazomerbladeren sissen, sussen bij nader inzien als
het rusteloos fluisteren van impressionistische muziek. Ze
willen niet, en niets vertellen. Hun wereld lost nu op
in vrijheid. Grijskrassende vogelnesten hyperventileren
uit angst voor de stilte. Het te-dicht-bij-mijn-bed gevoel.
Opengesperde horror. Deze film is te echt, u weet wat ik bedoel.
Het is blindbulderend verdriet met een snuifje in de kiem
gesmoorde romantiek. Het is een straaljager die
de laatste mythe van proper gestoomde lucht doorprikt. Het
is de winter die zonder kader niet meer wordt dan
een impressie zonder schilderij, een leeggedroomde
gedachte aan lichtblauwere tijden.
|