writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

bekentenissen van een booswicht (9)

door Mephistopheles

De eerste maanden in het internaat verliepen stroef. Ik weet nog goed hoe verlaten ik mij voelde, hoe alleen ik mij waande in mijn nieuwe leefomgeving. De troosteloze kaalheid van de muren die mij dagelijks omringden gaven mij een voortdurend gevoel van ledigheid. De tijd leek stil te staan, alsof er geen toekomst meer was en slechts een heden resteerde dat geen einde meer kende. Wij stonden op 's ochtends vroeg, nog voor de zon haar eerste bundels licht in de hemelen gezaaid had, en repten ons na het nuttigen van een weinig appetijtelijk ochtendmaal naar het onderricht van die dag. Vervolgens onderwees men ons tot de avond, waarna wij wederom een maaltijd mochten nuttigen om ons daarna terug te trekken, in de kleine slaapruimtes waar men ons gehuisvest had. Dag in dag uit werden wij onderworpen aan dit ritme, op deze manier probeerde men de toorts van de Heilige Geest in ons aan te wakkeren. Met Herodische spilzucht serveerden de broeders ons hun woorden en leefregels, en als gehoorzame lammeren deden wij ons eraan tegoed.

Het feit dat de maaltijden vlezig en alles behalve gezond waren baarde mij nog steeds zorgen. Na enkele maanden was het mij opgevallen dat ik aanzienlijk bijgekomen was, dat mijn lichaamsgewicht toegenomen was en dat ook al mijn lotgenoten ditzelfde probleem deelden. De enige die mager bleef was Eusebius. Hij was geen grammetje bijgekomen sinds de dag dat ik hem ontmoet had, een vreemde gewaarwording die mijn vriend echter geen zorgen scheen te baren. Zo onrustig en vol vraagtekens als mijn geest was, zo sereen en achteloos was die van Eusebius. Ik verbaasde mij er telkens weer over hoe makkelijk hij 's nachts in slaap kon vallen. Elke keer wanneer wij onder de veren kropen viel hij onmiddellijk in een diepe rust. Ineens loste hij op in de ruimte, zijn lichaam nog bewegingloos op het bed maar zijn ziel verdwenen, opgeslokt door het troosteloze grijs van de netelige avondhemel. Zo hachelijkheden hem in zijn dromen overspoelden gaf hij hier geen enkele blijk van. Geen tinteling in zijn wenkbrauwen, geen huidplooi op zijn porseleinen gezicht dat enig teken van onrust verraadde.

De bewijzen van Eusebius' teruggetrokken aard waren mij aldus niet ontgaan, alsook zijn onvermogen zichzelf een resistente verdediging aan te schaffen. Meer dan eens had ik hem moeten redden uit de klauwen van Alzamor, wiens vijandigheid met de dag erger geworden was. Net als mij leed Eusebius onder zijn pesterijen, met als hoofdreden niet in het minst zijn fysieke inferioriteit. Alzamor, die ruw gebouwd was en ondanks zijn jonge leeftijd over grote handen beschikte, had er een spelletje van gemaakt Eusebius in een hoek te drijven wanneer hij hem alleen tegen het lijf liep. Toen Eusebius op een dag gehavend naar het slaapvertrek kwam en ik hem vroeg wat er gebeurd was hulde hij zich in zijn gebruikelijke stilzwijgen. Pas nadat dit voorval zich meerdere malen afgespeeld had slaagde ik erin antwoorden uit hem los te krijgen, antwoorden die voldoende waren mij te doen inzien dat Eusebius toegetakeld werd door Alzamor.

Woedend als ik was, ontdaan van deze schaamteloosheid jegens mijn vriend, stormde ik op een avond naar het slaapvertrek van Alzamor toe. De broeders zaten beneden gezamenlijk hun liederen te zingen, en omdat ik wist dat zij zelden waakzaam waren tijdens dergelijke gelegenheden zag ik mijn kans schoon ongestoord mijn gang te kunnen gaan. Alzamor schrok toen hij mij zijn slaapruimte zag binnenkomen.
'Wat kom jij hier doen?' vroeg hij terwijl hij met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht een stap naar mij toe zette.
'Ik weet waar je mee bezig bent, Alzamor,' zei ik, 'ik weet dat je Eusebius mishandelt, dat de blauwe plekken op zijn gezicht van jou afkomstig zijn. Ik ben hier om te vertellen dat je ermee moet ophouden. Laat mijn vriend met rust, ontzie je wrok jegens hem en laat de vijandigheden die je zo bestieren varen. Lang genoeg hebben wij je schaamteloosheden moeten slikken.'
'Jij beschikt hier niet over voldoende gezag om mij de les te spellen, Lumière,' zei Alzamor, 'ik weet wie jij bent, ik weet waar jij vandaan komt. Je moeder verkocht haar lichaam, jij bent slechts het product van haar zedeloosheid, een bastaard wiens naam nooit het gehoor van zijn biologische vader heeft bereikt. Wie ben jij om op berispende toon tegen mij te spreken?'

Alzamors woorden sneden door mij heen. Hoe wist hij van mijn verleden af? Wie had hem dit verteld? Al die tijd had ik tegen niemand gesproken wat mij overkomen was, zelfs wanneer men naar de herkomst van mijn verminkte rechteroog had gevraagd had ik slechts vage verklaringen gegeven waarmee men totnogtoe in het duister tastte. De enige die op de hoogte was van mijn afkomst was Vader Antonius, en in beperktere mate Zuster Philomène, en ik betwijfelde het zeer dat één van hen dergelijke wetenswaardigheden aan Alzamor zou toevertrouwen.

Hoezeer ik er ook achter vroeg, Alzamor weigerde mij enige verlichting in deze kwestie te gunnen en ineens, geheel vanuit het niets en zeker niet volgens mijn verwachtingen, gaf hij mij een krachtige duw. Ik viel neer op mijn achterwerk en was geschrokken door deze plotselinge aanval. Desalniettemin wist ik mij snel te herstellen, en vervolgens stortte ik mij in een plotse vlaag van woede voor het eerst sinds onze ontmoeting op mijn rivaal. Ik was verbaasd door mijn eigen snelheid en vooral door de uitwerking van mijn daad want in slechts luttele seconden lag ik bovenop Alzamor, die als een aangespoelde, naar lucht happende vis aan het spartelen ging. Ik wist hem echter te bedwingen en omdat ik hem tot onze beider grote verbazing overmeesterd had begon hij als een waanzinnige te schreeuwen. Pas toen de broeders mij bij mijn kraag grepen terwijl ik Alzamor nog steeds stevig tegen de grond gedrukt hield drong het tot mij door welke gebeurtenissen plaatsgevonden hadden. Ik had in staat van opwinding gehandeld en was mij amper bewust geweest van mijn handelingen, maar toen men mij van mijn schreeuwende en vernederde vijand wegtrok wist ik dat ik mijn doel bereikt had. Met glans had ik Eusebius verdedigd, al waren de roedeslagen die mij daarna bij wijze van straf toegediend werden de duidelijke bewijzen dat zelfs de grootste edelmoedigheden van een vriendenhart niet bestand zijn tegen de pijnen van het vlees.

 

feedback van andere lezers

  • koyaanisqatsi
    Ik wil ook wel eens weten hoe dat smeerlapke aan die info geraakt is...
    Mephistopheles: Komt er nog aan. Reeks ligt al een hele tijd stil, heb het druk gehad de laatste maanden, maar vanaf volgende week hoop ik terug mijn klavier te verkrachten
  • hettie35
    Heb weer genoten hiervan,
    liefs Hettie
    Mephistopheles: ik ook (soms)
  • jack
    Oerdegelijke taal, een verhaal met alle juiste ingrediënten, tja, ... Niets gevonden om kritiek op de geven dus ik ga het hierbij moeten laten :-)
    Mephistopheles: ach dat geeft niet, ik ben al blij dat ik vandaag uit mijn bed geraakt ben.
  • Dora
    Weer een puike aflevering: mooi ook; Met Herodische spilzucht serveerden de broeders ons hun woorden
    Bedoel je met ledigheid niets doen? Verveling? Of leegheid?
    Mephistopheles: Met ledigheid bedoel ik leegheid, had misschien gewoon beter leegheid gezet
    dank voor de lezing
  • Wee
    Een vriendenhart klopt onder zijn booswichtigheid, goed zo.
    Rammen maar!
    x
    Mephistopheles: maar goed ook, hoewel dat vriendenhart niet blijft duren. Verhaal is helaas niet afgewerkt, zal me er in de toekomst mee bezig houden
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .