writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Congo en ik

door ovlijee

Eindelijk was het zover. Ik ging naar Congo. Net zoals Kuifje. Joseph Conrads Heart of Darkness lonkte al jaren en eindelijk was de dag gearriveerd. Man, wat was ik bang. Maar thuisblijven dat nooit. Nee, dit was lotsbestemming, en ik zou nooit nog dezelfde zijn.

Al vroeg in mijn leven ben ik geconfronteerd geweest met onze voormalige kolonie. Toen ik op het Xaveriuscollege te Borgerhout zat, hebben ze onze erfzonde jegens dit land en haar bevolking er dik ingewreven. En wij, ocharme onschuldige snotapen moesten boeten voor de misdaden van onze landgenoten door een aangepraat schuldgevoel, en een jaarlijkse missie-week.

Maar hoe onschuldig zijn we echt? Voor zover ik weet is geen enkele nabije voorvader van mij ooit in Congo geweest, maar heeft niet heel België geprofiteerd van deze hoorn des overvloeds?

Ik weet nog de angst van onze schoolmeesters toen we van een India-week overstapten op de Zaïre-week: Mobutu was toen nog de machthebber en lag helemaal niet goed bij de Belgische bevolking. De patersjezuïten hadden een nobel doel voor ogen maar onze meesters waren iets realistischer en zagen de opbrengst verschrompelen door de keuze voor dit controversiële land.
Maar wij waren jong, onbezonnen, vol energie en behept met een voordien onbekend gevoel: naastenliefde, solidariteit en vooral heel veel schuldgevoel. Mijn ouders waren razend toen ik met veel teveel bikken, stickers, en andere nutteloze prullaria naar huis kwam. Nochtans wou ik vol goede moed in het flatgebouw waar wij toen resideerden (Hof Ter Loo) als een handelsreiziger van deur tot deur gaan. Dat was echter buiten mijn pragmatische ketterse ouders gerekend. Uit armoei hebben ze dan maar alles zelf opgekocht om mij te vrijwaren voor moraliserende blanken, hartvreters en kinderlokkers.

Tot zover ook mijn carrière als rasverkoper. Tijdens de adventperiode en de verplichte verkoop van Bond Zonder Naam kaarsen riep ik de gramschap van het Xaco-instituut en de Heer zelve over mij door één miezerige appelvormige kaars te verkopen. Waarschijnlijk had ik die dan nog zelf gekocht met mijn eigen zakgeld om er één of ander buitenaards atrefact van te maken dat paste bij mijn Star Wars-speelgoed. Zulks waren de tijden.

Op onze school die al vlug de multiculturaliteit predikte en als stichters van Agalev het Vlaams Blok op één hoop gooiden met de NSDAP, zaten verdacht weinig, wacht even, hoe noemden ze dat toen nu ook alweer? Gastarbeiders? Ja, zoiets, van allochtonen en nieuwe Belgen was toen nog geen sprake. Immigranten werden die toen nog genoemd, want het kind moet ne naam hebben, vooraleer het met het badwater wordt weggegooid. Er zat dus al eens een verdwaalde Marokkaan in onze klas, of een zwarte. 't Is te zeggen, wat wij toen nog niet wisten, maar meestal waren dat mulatten. Het liefdevolle nageslacht van een zwarte papa en een blanke mama.

Zo was de papa van één van mijn kameraadjes Congolees, en, mea culpa, hij zal het geweten hebben. De tijden waren toen verre van correct en scheldwoorden als Mobutu, Shaka Zulu, en dies meer werden hem naar het hoofd geslingerd. Als Anderlecht toen achter het Ijzeren Gordijn ging spelen werden zwarte voetballers nog ongestraft bekogeld met bananen, en bij ieder balcontact toegejuigd met de zogenaamde oerwoudgeluiden: nee, geen drums of wat ze denigrerend tamtam noemen, maar gewoon armtierige bleekscheten die onder het juk van het communisme apen imiteerden: oe oe oe!

En wij rijke westerse jongeren waren dus geen haar beter. Er was een reden waarom de schrijver en voormalig schoolmeester William Golding boeken schreef zoals Lord of the Flies of Rites of Passage. De mens deugt niet, en al zeker kinderen niet, al zal Jezus dit niet beamen. Maar goed, het Vlaamse landschap was ondertussen al aan het veranderen en de kiemen werden stilaan gelegd om twintig à dertig jaar later à la Johan Petit (hé, zat ie ook niet op het college?) toneelstukken te schrijven met de titel Bang.

Wel, ik was bang: als ik naar mijn grootmoeder op de Turnhoutsebaan op bezoek ging en door Borgerokko moest, was ik zo bang als een wezel. Hoe stereotiep kan een Vlaams joch zijn? Ja, ik was bang van Marokkanen en voor zover we er al mee geconfronteerd werden ook van Turken. Een neger (sic) daarentegen was een heel ander verhaal: die associeerden we met Eddie Murphy en The Cosby Show. En de joden in de buurt van de Plantijn Moretuslei waar mijn andere grootouders café hadden, waren al helemaal ongevaarlijk. Die durfde ik zelfs al eens te pesten.

Ja, zo waren de jaren '80 in mijn Antwerpen. En sporadisch kwam ik in contact met de entiteit Congo dat toen nog Zaïre heette.

Later begon ik het werk van Hergé te lezen. En zijn Kuifje in Afrika bleek vroeger gewoon Kuifje in Congo te heten. Als tiener snapte ik deze strip zo goed niet, hij stond in schril contrast met de latere klassiekers van Georges Remi. Maar het heeft geduurd tot ik een verhandeling las over de erfenis van Kuifje voor ik doorhad hoe fout Kuifje in Afrika wel is. Nu is Hergé uiteraard niet de meest linkse striptekenaar die er heeft rondgelopen, wel integendeel, maar het kolonialisme en paternalisme druipt van deze strip en is alleen daardoor al meer waard als erfenis van een heersende opvatting gedurende een bepaalde tijdsspanne dan het museum van Tervuren. Auschwitz 'light' als het ware of de stripversie van 'Arbeit macht frei'. Het plan van een Congolese student om deze strip te laten verbieden wegens racisme heeft hem onder Congolezen juist heel populair gemaakt. Jammer dat de verdiensten dan ook waarschijnlijk gans naar Moulinsart gaan en niet naar ontwikkelingshulp, al zullen sceptici riposteren dat Congo al genoeg ontwikkelingshulp heeft gekregen sinds de Indépendance van '60.

Maar goed, zover zijn we nog niet. Het gaat over mijn Congolese voorgeschiedenis, en voor ik over onze reis wil uitwijden wil ik het nog hebben over Black Venus en The Rumble in the Jungle.

Toen ik voor het eerst Jef Geeraerts las, wist ik niet wat me overkwam: dit was het boek dat ik al jaren had moeten lezen, en waar in duizend talen over gezwegen wordt door de moraalridders van het College. Maar zwijgen is toestemmen, en waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Hoe zit het met Vangheluwe en Versteylen? En wij maar nutteloos straf schrijven en tennisellebogen krijgen als we een sigaretje gingen roken buiten de schoolpoorten. Nee, Jef Geeraerts' romancyclus Gangreen beschrijft vier littekens in zijn ziel: deel één Black Venus gaat over zijn seksuele escapades met zwarte vrouwen in het Congo waar hij verbleef als koloniaal bestuurder, deel twee De Goede Moordenaar over zijn militaire missie in Congo en het geweld dat hij heeft moeten plegen, deel drie Het Teken van de Hond over zijn jeugd in het kleinburgerlijke katholieke Vlaanderen, en deel vier Het Zevende Zegel over zijn scheiding. Vooral het Congolese tweeluik is een mokerslag en staat zowel qua inhoud als stijl in schril contrast met verplichte schoollectuur zoals daar zijn Eline Vere en Max Havelaar. Multatuli werd vergeleken met klassieke, verfijnde muziek of robuuste wijnen, champagne met oesters. Geeraerts is elektronische muziek op XTC, cocaïne met buskruit, Congolees in hart en ziel, één zin zonder leestekens, en immoreel en ketters en vitalistsich als de pest. Had ik dat boek maar gelezen in mijn puberteit in plaats van Tolkien. Seks, porno, geweld, maar vooral een oogopener. Jammer genoeg is alles wat Jef daarna geschreven heeft slechts een afkooksel geweest. Van pure kunst, poëzie, de geïnspireerde oerkreet is hij overgegaan naar een ordinaire broodschrijver. Niet dat ik het hem kwalijk neem. Vincent Van Gogh had hetzelfde gedaan als hij de kans gehad had.

En vervolgens: 1974, twee jaar voor mijn geboorte. In Kinshasa vecht Muhammad Ali voor de wereldtitel tegen George Foreman, een kamp die hij zogezegd niet kon winnen, en als je Big George een deuk zag slaan ter grootte van een watermeloen in een bokszak begreep je waarom. De documentaire van Leon Gast 'When We Were Kings' is een meesterwerk over meesters en heeft een kwarteeuw later een schitterend vervolg gevonden in de docu Soul Power. Naast de bokskamp tussen Cassius Clay aka The Louisville Lip aka Cassius X aka The Greatest aka Muhammad Ali versus Big George Foreman komen grootheden aan het woord zoals Norman Mailer, Maya Angelou en Spike Lee. We krijgen beelden van een orakelende Bundini, Don King die Shakespeare citeert:" Sweet are the uses of adversity, which, like the toad, ugly and venomous, wears yet a precious jewel in his head.", Ali die een verbauwereerde Mobutu omhelst, de minzame Angelo Dundee die als trainer zijn pupil niet wou zien ten ondergaan. En dan "The Black Woodstock" of te wel het concert voorafgaande aan de wereldtitelkamp: James Brown, Myriam Makeba, BB King, The Fania All Stars, Tabu Ley Rochereau, The Spinners, The Crusaders, Bill Withers, ... "Say it loud, I'm black and I'm proud. I am somebody, I may be poor, but I am somebody!" Maar één van de hoofdrollen gaat toch vooral naar Congo, Kinshasa en haar populatie: schreeuwden zij Ali niet de geschiedenisboeken in?

"Ali Bomayé!" Kippenvel ter hoogte van de evenaar, naast de eindeloze stroom , die 'reusachtige ontrolde slang'.

En ondergetekende bleekscheet wist toen nog van toeten of blazen en dat hij ooit één voet zou zetten op Congolese bodem.

Est-il vraiment arrivé?

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .