writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie 7

door katrijn

De dag des Oordeels, enkel op vertoon van clubpasje.

De intense duisternis en de muffe geur van aarde en wak hout prikkelen zijn hersenen. Er kietelt een vervelend, slecht smakend stofje in zijn keel. Dag hoest als hij zijn ogen opendoet. En weer dicht. En weer open. En weer dicht en weer… Geen enkel verschil. Behalve tranende, prikkende ogen.
Hij ligt op zijn rug, met zijn hoofd op een hard kussen en zijn voeten raken de rand. Hij wriemelt met zijn tenen. Geen schoenen. Mooi. Heel attent eigenlijk.
Zijn schouders raken de rand.
Een kist.
Vertoeme. Het is nog maar de zesde maal dat dit hem overkomt en het went niet. Hij haat het gevoel begraven te zijn.
'Bron?' Hij tikt op de wand. 'Hallo, is daar iemand?' Hij klopt zachtjes op het hout boven hem en luistert. Niets. Alleen de wroeten en wriemelen van de beestjes van de aarde onder hem. Ze geven waarschijnlijk een feestje omdat er een nieuwe maaltijd aangekomen is. Traiteurdienst.
Dag ademt diep in. Hij proeft stof, aarde, zout, de geur van vreemde kleren en een vleugje…vanille, zijn zeep. Bron lacht hem er steeds mee uit.
Dat het een zeep voor oude, wulpse dames is.
Dag vindt vanille best aangenaam. Beter dan musk of waar stoere mannen naar moeten ruiken volgens de reclames. Hij stopt met snuffelen.
Er is weinig zuurstof over. Hoe lang is hij uit geweest dat zelfs Bron hem liet begraven?
Hij is wakker, zijn lijf kriebelt. Snakt naar een spurtje, een dagje baantjes trekken in het zwembad. Een huppeltje, als het bescheidener moet. En een pirouette. Met armen boven het hoofd.
Hij is naar huis geweest. Alweer. Het was leuk. Alweer. Aix, zijn nestzuster had hem staan opwachten. Zoals altijd. Beelden van bos, beekjes, naakte lichamen, laaiende vuren en sterren volgen elkaar in rake flitsten op. Hij voelt zijn wangen rood worden, kucht even in de stilte van zijn kist en is blij dat Bron hem hier niet ziet. Hij hoort de drums en de deuntjes van de fluiten nog en zijn tenen wiebelen mee met het heel erg dansbare ritme. Dag staart in de duisternis en onderdrukt een groot gevoel van gemis.
'Watje,' moppert hij op zichzelf en hij begint energiek te wriemelen in de kist. Hij voelt zich levend!
Dag vindt op de tast de schroevendraaier in zijn zak. Het is een pocketmodel, ooit deel van een zakmes. Het mes zelf is in der loop der tijd uit elkaar gevallen in de verschillende onderdelen. Hij heeft nooit een nieuw aangeschaft maar hield de schroevendraaier wel bij de hand. Bron zou die niet uithalen. Niet na de eerste keer, toen hadden ze hun lesje wel geleerd. Blindelings draait hij vijzen uit.
Hij heeft ervaring met het ontsnappen uit kisten. En deze hier was nog niet eens helemaal toegedekt.
Het is heerlijk rustig op het kerkhof. Het felle zonlicht verblindt hem even. Dag gaat op de rand van zijn graf zitten, geniet even van het feit dat hij dit kan doen en wacht tot zijn ogen het licht aankunnen.
Een wit katje ligt op een zwart marmeren graf, te doezelen in de zon. Het kijkt hem even aan en wipt van de steen. Het beestje vlijt zich even tegen zijn arm, snort van plezier om een levend wezen tegen te komen en wandelt dan verder, op zoek naar het bakje eten dat de priester buiten zet. Dag gunt zichzelf even de luxe om languit in het gras te liggen, de zon op zijn gezicht.
'Sorry, dames en heren, ik ben duidelijk de enige die vandaag opstaat.' De andere graven staren hem stom en dood aan. Dag grijnst. ' Maar ik zal de groeten doen.' Hij maakt een zwierige, galante buiging en met een kwieke tred verlaat hij het kerkhof, richting motel. Er is niemand aan de balie.
Dag laat zichzelf dan maar binnen, op naar de kamer waar hij het laatst zijn broer zag. Hij klopt op de deur. Niets.
'Bron?' De kamer is leeg. Hij slentert naar de badkamer. Ook de douche is leeg, al hun gerief is weg. Dag fronst. De beide rugzakken zijn verdwenen.
Dag kijkt eens links en recht en besluit dan dat de kamer te klein is om zelfs maar een muis te verbergen, laat staan iemand als zijn broer. In het midden van de kamer, net tussen de 2 bedden heeft hij een overzicht over ieder hoekje en kantje. Nope, Bron is hier al een poosje niet geweest, zoveel is duidelijk.
Misschien verveelde Bron zich en is hij een frisse neus gaan halen. Dag snuffelt in het nachtkastje. Er hadden wafels in gezeten, hij is het zeker. Maar nu is de lade leeg. Dat is een domper, hij heeft honger als een paard.
Zelfs zijn schriftje is verdwenen. Op het bed ligt alleen een hoop kleren. Er ligt een slordig geschreven briefje op. ' Magda, dit is voor de container.'
Dag fronst, Een vaal wit hemd van Bron, zijn eigen grijs colbertje, ooit deel van een deftig trouwkostuum en sindsdien een vast deel van zijn dagelijkse outfit en een onbekende bleke, afgesleten jeans, waarschijnlijk eentje van hemzelf aan de lengte te zien. In de container? Wat een service hier.
De kleren die hij nu aanheeft zijn hem onbekend. Een sweater met een lijfgeur die noch van hem noch van Bron is en een smaakloze afschuwelijke joggingbroek. Dag stroopt de bezwete tenue van zijn lijf en schopt het in een hoek, als een dood beestje blijft het treurig en stinkend liggen.
Hij neemt een snelle, ijskoude douche. Bron heeft zijn voorliefde voor ijskoude douches nooit begrepen. Zijn broer is meer het type dat een halfuur onder een hete straal staat te weken en zich pas realiseert dat hij nog niet eens gewassen is, wanneer het warme water op is.
De aarde, zweet, ademnood en rust verdwijnen met een bruin sopje in het gaatje. Dag droogt zich af met de propere handdoeken, die duidelijk al klaar liggen voor de volgende gast, en kleedt zich aan met de kleren van op het bed.
Het hemd is veel te groot, hij plooit de mouwen op tot aan zijn ellebogen. Hij bekijkt zichzelf in de spiegel. Hij ziet er uit als een puber, klaar voor zijn eerste fuif. In deftige kleren, maar toch nog cool genoeg om met het mooiste meisje te mogen dansen. Hij brengt zijn bruine, korte haren in de war terwijl hij naar de spiegel tuurt. Zijn spiegelbeeld is een nogal wazige vlek en Dag wrijft in zijn ogen.
Hij speurt de kamer rond, met toegeknepen ogen. Geen verse lenzen. Daar heeft Bron nu eens niet aan gedacht. Hij wrijft in zijn ogen tot hij scherper ziet en verlaat twaalf minuten nadat hij binnenging de kamer.

 

feedback van andere lezers

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 3

Uitstekend: 1 stem(men), 50%
Goed: 1 stem(men), 50%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 2 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .