writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag,Bron en...opgedeelde versie 34

door katrijn

Waarin van passie geen sprake is.

De lucht is dikker. Als in een bos, met een veel te dicht bladerdak. Of in een kamer waarin zonet oude mensen hebben geslapen. De lucht is voelbaar, het wentelt en draait om Dag heen en belemmert zijn bewegingen. Hij weet het, maar toch moet hij er iedere keer opnieuw aan wennen.
Alles lijkt min of meer hetzelfde.
Bomen.
Velden met hier en daar een al dan niet verhard wegje tussen.
Rivieren, groot en klein.
Het is er allemaal maar toch net iets anders dan in de mensenwereld. Het zonlicht heeft een ander tintje, de schaduwen zijn net dat iets donkerder en de geluiden minder vriendelijk.
Dag hurkt neer en hapt naar adem. Hij kan zijn longen niet vullen met de dikkere lucht.
Zijn haar kleeft bezweet tegen zijn voorhoofd en hij voelt de druppels van zijn gezicht lopen. Het is duidelijk zomer.
En zomers zijn hier echte zomers. Niet met een vrolijk blauwe hemel en een schitterend zonnetje. De lucht is grijs, met opeengepakte donker wolken. Dik en bijna tastbaar. Laag tegen de grond. Dag heeft het gevoeld dat hij zijn hand maar moet uitsteken om ze aan te raken. Het is beklemmend, het beneemt hem de adem, als een grote, ingesloten ruimte. Afgedekt.
De wolken.
Dag is meestal verzot op de wolken hier. Met hun vreemde, volle vormen. Zo anders dan hun lichte, voorbijdrijvende pluizige tegenhangers in de Wereld.
Als een eeuwig onweer.
De hitte is enorm.
De lucht is zwaar van het vocht. Ieder geluidje wordt gedempt door de dikke, bijna tastbare lucht. Het is muisstil. Zwaar stil.
Zo anders dan Boven, waar het eigenlijk nooit stil is. Altijd ronkt, zoemt en tikt er wel iets. Hier niet. Dag ademt traag uit en plukt aan zijn shirt, die aan zijn bovenlijk plakt, nu al doorweekt.
Door de klamme, vochtige hitte die aan hem kleeft. Alsof hij ingesloten zit. Dag schudt de verdoving van zijn thuiskomst van zich af en kijkt in de richting waaruit hij gekomen is.
Hij hoort niet op de weg.
Aix zal hem niet verwachten. Ze weet wanneer hij komt als hij boven het loodje legt. Ze is zijn nestzuster. Ze voelt het als hij in de miserie is.
Maar nu is hij er voor het eerst vrijwillig. Dag rilt ondanks de hitte en duikt een zonnebloemveld in. De manshoge zonnebloemen houden hem uit het zicht. Dag rekent erop dat niemand hem heeft gezien maar durft geen onnodige risico's lopen.
Hij zal op één af andere manier bij Moran raken, maar hij voelt er niet veel voor om bij haar afgeleverd te worden.
Als hij dan toch voor haar moet eindigen, dan bepaalt hij liever zelf hoe en wanneer. Hij is helemaal terug, met lijf en leden. Normaal blijft zijn lichaam boven achter, zoals het hoort. Maar nu is hij helemaal teruggekeerd, zoals de kruispuntbewoners. Het was niet zo moeilijk om een plek te vinden, Marjolein had hem over het kruispunt verteld.
Maar het had hem meer energie gekost dan verwacht en zijn hart slaat driftig tegen zijn ribben. Binnen een aantal dagen zal er niets meer over zijn van zijn hartslag. Hij heeft het hier niet nodig. Het is een overbodig iets.
Dag wacht een tiental minuten, tot hij weer op adem is gekomen en gluurt dan voorzichtig door de eerste rij bloemen. De weg is verlaten. Hij aarzelt. Als hij op de weg verdergaat, dan gaat hij een stuk sneller vooruit. De kans dat hij Ada dan heelhuids aantreft, als ze hier al is, is des te groter. Maar ook de kans dat hij gesnapt wordt groeit dan.
Een enkele km verderop staan er enkele bescheiden boerderijen samen. Een familie, een clan. Hij moet duidelijk ergens aan de grens van het rijk zitten. Nergens is er een spoor van de steden die zo typerend zijn voor het binnenland. Dag is van plan om zoveel mogelijk mensen uit de weg te gaan. Niemand moet weten dat hij hier is, tot hij voor Moran staat. Hij veegt het zweet uit zijn ogen, doet zijn colbertje uit en vouwt het netjes op. Met spijt in het hart laat hij het achter in het veld.
Hij rolt de mouwen van zijn hemd en zijn broekspijpen op en verlaat het veld. Hij blijft aan de kant lopen, kijkt naar beneden en probeert de zoemende, prikkende en bloedzuigende insecten te negeren.
Boven hem cirkelen roofvogels, op zoek naar beestjes die door de hitte naar de poelen worden gelokt. Ze krijsen en hun geschreeuw schalt door de vallei. Dag voelt medelijden met de beestjes.
Hij wandelt naar zijn gevoel uren aan een stuk. Onopgemerkt, recht vooruit want alle wegen leiden naar Hoogstad. Zijn voeten branden.
De hitte boort zich bijna een weg door zijn schedel. Hij weet niet precies waar hij is dus het kan nog dagen of weken duren voordat hij op deze manier Hoogstad bereikt. De hele omgeving lijkt verlaten.
Dag blijft even staan en rekt zich uit. Hij heeft honger en dorst en vervloekt zichzelf omdat hij daar geen rekening mee heeft gehouden. Magda had zeker nog wat voedzaam in haar keuken staan.
'Hé, jij daar!' Dag kijkt op van de schreeuw die hem uit zijn dagdromerij haalt. ' Ja, jij, kom eens helpen in plaats van daar zo te staan niksen.' Hij trekt gekrenkt zijn wenkbrauwen op en knijpt zijn ogen dicht tegen de ondergaande zon. Enkele meters achter hem staat er een man naar hem te kijken. Naast hem staat een potig boerenpaard. Het beest is roodbruin van kleur, meer rood dan bruin, met zwartblauwe manen. Het is gigantisch. Het beest schraapt met een enorme hoef ongeduldig over het zanderig pad en briest. Er ligt een permanente krankzinnige blik in de grote ogen.

 

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 1

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 1 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 1 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .