writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie 36

door katrijn

'Wel, kom je nog helpen of haal je die kar eruit door te naar te kijken?' De man die spreekt oogt nauwelijks ouder dan Dag, maar het harde buitenleven had hem een man gemaakt terwijl Dag er nog steeds uitziet als een jongen. Dag trekt zijn hemd uit, plooit het op, waarbij de mannen achter hem gniffelend naar elkaar kijken, en waagt zich in het ijskoude water.
Hij probeert de blikken niet te zien die naar zijn bovenlichaam staren. De talloze littekens bestuderen alsof hij een doorlopende tekst is.
'Ahum, ik dacht dat er gewerkt moest worden?' Dag kijkt de mannen uitdagend aan. Betrapt kijken ze weg, wrijven denkbeeldig vuil van hun handen aan hun broek en richten zich onder een geladen stilte weer op de kar.
Dag is kleiner dan ieder van hen, reikt nauwelijks tot hun brede schouders maar moet niet onderdoen voor de anderen.
Hij geniet ervan zijn spieren te voelen werken, van de kracht die door hem raast. Hij is één van die primitieve hersenloze wilden.
Ze duwen allemaal op 'hei-ho, hei-ho,' terwijl de vrouw van de eigenaar handwringend op de kant staat en ongerust naar de steeds donkere bosgrens kijkt achter de mannen.
Met het nodige gekraak en versplinterend hout hijsen ze de kar op de rand. De man brullen triomfantelijk en kloppen elkaar op de rug en schouders. Niemand feliciteert Dag voor zijn aandeel. Hij kijkt wat afzijdig toe hoe de lokale timmerman er een nieuw wiel onderzet, en de vrouw iedereen stuk voor stuk bedankt. Een goed halfuur later zijn ze klaar om op weg te gaan.
Dag neemt zwijgend zijn hemd, terwijl de mannen elkaar uitgelaten uit het water helpen.
Hij schudt zijn haar uit en verlaat de feestvreugde. Dag is er zeker van dat de mannen vanavond, in de herberg, veilig binnen de dorpsmuren wilde verhalen zullen vertellen. Bij een pint bier en een stuk vlees terwijl hun vrouwen vol bewondering naar hen opkijken.
'Hé, jij daar, kleintje, wacht even.' Yannick komt hem achterna, de anderen wachten een beetje verder. ' Waar ga je naartoe?'
Dag haalt zijn schouders op. Hij heeft er eigenlijk nog niet aan gedacht.
'Luister, jochie, je kunt beter niet in het donker in de buurt van het bos blijven. Het is gevaarlijk. De Woudmensen, weet je nog.'
'Ze zullen me niets doen, ik denk dat ik daar wel veilig voor ben.' Dag draait zich om. Yannick buldert naar zijn vrienden ' hé, mannen, dat joch denkt dat ze hem niets zullen doen.' De mannen lachen. ' En waarom niet, is hij niet lekker? Ik weet zeker dat de meisjes van hem willen proeven…zo'n popje.' gejoel alom.
'Luister, jochie, doe niet moeilijk. Kom mee met ons. Voordat we morgen je afgekloven botten vinden.' Yannick glimlacht. ' De mannen plagen je wat, ze bedoelen er niets mee. Kom mee, dan geven we je een bed en eten voor je werk deze middag.'
Dag mag de man wel. Hij knikt en volgt Yannick en de vrolijke bende naar het dorp, een kleine km verderop.
Rond het dorp is een wand gebouwd van dikke houten palen, met hier en daar een uitkijkpost. Dag kan zich niet herinneren dat zo'n afgelegen dorpen zich vroeger ook al zo beschermden. Yannick ziet zijn bedenkelijk gezicht.
'Kom je uit een stad?' Dag kijkt verrast op en schudt zijn hoofd. ' Niet echt, nee. Ik kom gewoon niet van hier.' Hij glimlacht vaag en richt zijn aandacht op zijn voeten.
'Ken ik je ergens van?' Het is de jonge gast die plots naast Dag en Yannick opduikt. Hij klinkt agressief.
'Nee, ik denk het niet. Het zou me verbazen.'
'O, en waarom dan wel? Denk je dat mensen zoals wij niet komen waar jij, met je hemdje en deftige manieren…'
'Matis, laat hem met rust.'
'Pa, hij kan even goed een spion van Moran zijn…'
'Dat kan, ja. Maar zolang dat niet bewezen is, zijn wij gastvrij voor vreemdelingen die in ons dorp te gast zijn. Of heeft ons moeder je geen manieren geleerd?' Yannick kijkt zijn zoon streng aan over het hoofd van Dag heen.
Dag beklaagt zich al dat hij is meegekomen.
Het dorp zelf stelt niet veel voor. Enkele uit houten palen en leem opgetrokken huizen, kleine akkertjes, een waterput en hier en daar al wat handelaren die duidelijk al gesloten zijn. Dag blijft verloren op het middenpleintje staan terwijl de mannen zich over de huizen verspreiden.
'Kom je, jochie?' Yannick staat een beetje verder en wenkt hem. Dag volgt de man naar één van de huizen. De zoon is al verdwenen.
'Hé, schoonheid, ik heb een gast meegebracht!' buldert Yannick door het huis en daarop komen er van alle hoeken en gaten kinderen tevoorschijn. Ze klimmen op hun vader, hangen aan zijn benen en Yannick kijkt Dag verontschuldigend aan als hij een klein meisje ronddraait.
Dag lacht.
Hij had het de man niet meegegeven.
Ieder kind, het zijn er vijf, krijgt een knuffel, verteld kort hoe zijn dag was en wordt dan naar bed gestuurd, waar ze duidelijk vandaan komen. Dag ontspant. Yannick schenkt hem een beker bier in als de laatste van zijn kroost giechelend verdwenen is. Dag blijft staan en neemt de huiselijke sfeer in zich op.
'Ga zitten jochie, ik zoek mijn vrouwtje even. Ze is waarschijnlijk bij de jongste, die kan nooit alleen inslapen.' Dag knikt dat hij het best begrijpt ook en blijft alleen aan de tafel zitten tot Matis op de stoel voor hem komt zitten. De jongeman zegt niets en begint met zijn mes een figuurtje uit een blokje hout te snijden.
Dag kijkt een beetje rond, opgelaten door de vijandigheid van de jongen tegenover hem.
'Hallo, daar.' Er komt een mollige vrouw binnen. Er zit een peuter op haar heup, met een betraand gezichtje. De vrouw kust Matis op zijn kruin en woelt door zijn haar als hij met een grom protesteert.
'Hallo,' ze knikt naar Dag, ' Yannick vertelde dat je geholpen hebt, deze middag. Daar staat een maaltijd tegenover, denk ik zo. Lust je eend?'
Dag knikt, hij lust alles, hoewel eend al heel lang geleden was. ' Ben je altijd zo stil?' de vrouw rommelt heen en weer boven de haard, geeft de peuter aan Matis en zucht opgelucht als ze haar beide handen vrij heeft.
'Het spijt me, mevrouw.' Matis trekt zijn wenkbrauwen op en schudt ongelovig zijn hoofd terwijl hij Dag geluidloos na zegt.

 

feedback van andere lezers

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 3

Uitstekend: 1 stem(men), 50%
Goed: 1 stem(men), 50%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 2 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .