Passie voor schrijven
|
||
home wat is writehi(s)story? bladeren uitgeven gezamenlijke publicaties boekenwinkel manuscriptanalyse inschrijven contact | ||
top 10 wedstrijden forum hulp |
Volg ons op facebookGa naar chat |
Carmendoor Vansion
Carmen is een moedige vrouw. Veerkrachtig. Levenslustig. Ontwapenend in haar wanhopige poging oprecht te zijn met zichzelf. Overmoedig wellicht. Want ze maakt het zich moeilijk. Het zand komt altijd weer in de ogen van een mens. Steeds weer datzelfde ellendige zand dat grillig meewaait met hun verhalen. Carmen wrijft het steeds weer uit haar ogen. Zand met tranen vermengd. Natte korrels die snijden in haar vel. Ze geeft het niet op. Ze bijt op haar tanden, knippert even en kijkt voor de zoveelste keer in het rond. Verwonderd, verbaasd, verontwaardigd, tastend. Tot ze boos wordt, nu en dan, woedend op het zand in de ogen van de anderen. Woedend in haar onmacht het zand als zand te ontmaskeren. Op haar achterste poten. Baldadig kalm. Als een ster die priemt door de zwarte pudding van een gulzige nacht. Ze heeft gelijk, Carmen. Overschot van gelijk. Maar haar gelijk ligt bedolven onder de cumulatieve waanzin van vele generaties. En geen kat trekt zich er ooit iets van aan. Zand verzamelt zich tot bergen, vrachten, karrenvrachten. Kilo's en kilo's en nooit meer op te tillen. Carmen, een frisse mooie veelbelovende jonge vrouw was zoals een stronk vers loof net niet gaar gestoofd in het vet van de liefde met een grote L. Onwillig, trots, onschuldig. Carmen was al bedrogen van voor ze opschoot in de kweektuin van een conservenboer. Carmen geloofde in haar toekomst als bloei in de rijke grond onder de weldadige zon. En ze dronk dankbaar wat uit de lucht viel, druppel voor druppel. Ze trouwde met Barend, die haar trots van dag tot dag meer en meer aanbad. Barend met zijn grijpzieke handen. Gevouwen azend op haar borsten en haar billen, met vrome neergeslagen ogen. Barend met zijn volwassen geslacht aan zijn zielige lompe lijf. Barend die één voor één de dagen aftelde waarop hij voor de eerste keer zou vogelen met eindelijk een ring aan zijn vinger als stichter van een fatsoenlijk gezin. Barend als toekomstige vader van de kleinkinderen van zijn respectabele ouders die nooit neukten maar snel en gehoorzaam tussen de gesteven lakens de liefde bedreven die van God op hen neerdaalde als schamele troostprijs voor wie nog niet klaar was voor het eeuwige leven. Barend die zijn diploma te gelde zou maken om later de universitaire studies van zijn zonen te betalen met wie hij elke zondagnamiddag ging wandelen. In kinderkoetsen, in draagzakken, op driewielers en later gewapend met walkmannen, gsm's, humo's en chips. Barend die aan zijn aperitiefje elke dag sinds zijn huwelijk een paar minuutjes vroeger begon tot hij op een dag 's morgens vroeg in de file op weg naar zijn werk - hij had het geschopt tot directeur van op zijn minst zeer anders-validen - strontzat op zijn nuchtere maag besefte dat hij eigenlijk een alcoholicus was geworden en zich begon af te vragen waar hij dat verdiend had. Ontsteld meende hij toch te moeten vaststellen dat hij nooit iets tekort had gehad: een gelukkige jeugd in een smaakvol ingericht huis, een IQ van 130, een voortreffelijke vaste job met veel, héél veel maatschappelijke relevantie, voorbeeldige kinderen en een weliswaar eigenwijze maar trouwe en toegewijde vrouw. En Barend verwenste zichzelf omdat hij dronk ondanks al dat zorgvuldig uitgebouwde geluk. En Barend dronk zich bewuster en bewuster kapotter en kapotter. Tot nog enkel zijn seksuele potentie hem eraan herinnerde dat hij een man was die leefde. Tot nog enkel de koene open benen van Carmen zijn ongeluk uitzogen. Met wilskracht. De wilskracht waarmee de Jezuïeten hem met Latijn en Grieks en psalmen hadden volgestouwd. De wilskracht waarmee de Jezuïeten tegenspraak afkolven. De wilskracht waarmee de Jezuïeten hun broek ophouden en hun sperma rechtsomkeert tot diep in hun hersens pompen. De wilskracht waarmee Carmen elke avond haar knieën vaneen dwong, het vocht van achter haar ogen uitwrong tot haar vagina stopte met schuren, haar bekkenbodemspieren verdoofde met gal en elke beker walg met de glimlach opdronk tot op de bodem. Bewust deed ze dat. Koelbloedig en bewust. Haar echtelijke plicht. Haar maatschappelijke plicht. Carmen betaalde haar schuld zonder verpinken. Haar schuld aan de conservenboer die haar had opgekweekt. Haar schuld aan haar eigen naïviteit die niet beter wist dan dat seks niets voor haar was. Niets voor een mooie gevoelige blakende stronk die de stralen van de zon op haar huid miste en de smaak van de regen op haar lippen en de tederheid van de mulle grond tussen haar schuchtere slanke benen. Tot Carmen op een dag op de dansvloer belandde in een strakke maillot onder de fijnzinnige blik van Jean. Tot Carmen haar trommelvliezen ontpannen werden en de muziek er zomaar kwam binnenvloeien. Tot Carmen haar hele lijf spier na spier leerde spannen en ontspannen, les na les zachtjes aangemoedigd tot beheersing door de karige woorden van Jean. Tot Carmen beefde onder de zachte druk van zijn handpalmen op haar schouders. Tot haar wangen de welving van een blote mannenborst vonden en zijn geur haar longen deed zwellen. Tot Carmen onmerkbaar maar zeker door de koorts werd benomen van haar jarenlang in slaap gewiegde libido. Tot ze wakker werd, Carmen. In de zalige omhelzingen van Jean die uren en uren met haar rondzwierf in de geweldige oase die ontstaat als lijven zich aaneenrijgen. Tot ze wakker werd en het zand uit haar ogen wreef en oog in oog stond met de vrouw die ze was. Ze knipperde eens met haar ogen en lachte naar Jean en verleidde hem met ragfijne kousen en doorschijnende lingerie en schalkse koosnaampjes en bedreven minnekunst. Gevormd door zijn geduld bracht ze hem tot een creatie die geen dansleraar ooit kan ontwerpen. Ze verzorgde haar Barend als een min; ze leerde haar opgeschoten pubers te leven; ze verfijnde haar schrijfstijl en werkte haar artikels tot in de puntjes af; ze dartelde van de redactie naar huis en van de dansles naar het volgende interview als een nijver bijtje. En één keer per maand bij volle maan vrijde ze met Jean tot ze nieuw was en vervuld en blij en bereid de taken te vervullen die ze eenvoudig waarnam zoals ze kwamen. Vrolijk en vastberaden. Moedig.
feedback van andere lezers
|