writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

'TEGEN WIL EN DANK' (deel 3) door Marcel Elisen

door Elisen

"Zeg jij het bij ons thuis en geef die ouwe brombeer een knuffel van me. Geef ma en mijn zus ook een kus. Ik zal schrijven, als ik kan, doe die tranen weg; alles komt goed".
Hij kuste haar een laatste maal, draaide zich om en ging. Beter zo, dacht hij. Op de hoek van de straat draaide hij zich een laatste maal om, wuifde nog een keer en liep de Bataviastraat uit.
In zijn binnenzak zaten twee sneden brood met wat kaas. Op weg naar het Sportpark zag hij andere mannen en jongens lopen die hetzelfde lot beschoren was: werken voor de moffen.

Op het grote sportveld stonden tal van tafeltjes waaraan officieren en onderofficieren je nauwkeurig opnamen. Zo'n honderd mannen werden onder bewapende bewaking afgevoerd.
Van lotgenoten, die juist het veld hadden betreden, vernam hij de ontstellende berichten vanuit Tilburg centrum en Oost, waar zijn wijk gelegen was. Mensen werden er op straat opgepikt en uit huizen of schuilplaatsen gehaald.
Jos liet zoveel mogelijk zijn beurt voorbij gaan met een onderbuikgevoel, hoe later hoe beter. Enkele uren verstreken. Hij deelde zijn brood en kaas met zijn "buurman" die geen etenswaar bij zich had. Het liep tegen het middaguur en toen viel er niets meer uit te stellen; hij was bijna aan de beurt.
Er waren nog twee mannen vóór hem. Hij zag dat er een groep van een paar honderd burgermannen en jongens onder bewaking werden afgevoerd. Onder de begeleidende bewakers zaten zelf enkele SS-ers met hun machinepistool in aanslag.
"Schnell!".
Het was zijn beurt.
"Wie alt, Nahme,… weiter!"
Hij moest wachten bij een grote groep lotgenoten. Bij de groep wachtende mannen zag hij Kees van Ouweland, een bekende die een paar straten verderop in dezelfde wijk woonde. Ze schudden elkaar hartelijk de hand, blij met de kans even een praatje te kunnen maken.
Ze hadden geen idee hoe lang deze groep bij elkaar zou blijven.
"Het zal me een mooie mars worden naar het station," zei Kees. Er lag een wanhopige blik in zijn ogen en zijn handen klemden zich zenuwachtig ineen.
"Het is niet zo ver, van Ouweland," zei Jos sussend, "dat halen we wel!"
Kees zweeg en haalde zijn schouders op.
"Ik fiets ook liever dan ik loop," vervolgde Jos, "maar van fietsen zal de komende weken geen sprake zijn, ben ik bang."

Duitse bevelen klonken over het sportveld, de groep waarin Jos en Kees stonden kwam in beweging. Aanvankelijk wat rommelig, maar spoedig meer geordend vormde zich een rij en een ogenblik later waren ze op weg naar het station. Aan weerskanten van de groep mannen liepen bewapende Duitsers mee.
"Ik denk dat ik er tussenuit knijp als ik de kans krijg," fluisterde Kees. "Ik heb het gevoel dat ik Duitsland nóóit meer uitkom als ik er eenmaal ben. Een verdomd beroerd gevoel is dat!"
"Ik zou het niet wagen," adviseerde Jos hem, " ik heb gehoord dat de bewakers je meteen neerschieten als je probeert te ontsnappen."
Kees keek hem geschrokken aan en Jos vervolgde: "Ze kennen geen pardon die moffen. Ze houden deze transporten het laatste jaar steeds zorgvuldiger in de gaten. Moffen zijn nu eenmaal gek op het stellen van voorbeelden!"
De stoet verliet het sportpark en verder ging het; in de richting van de Broekhovenseweg en de wijk die 'Het Groene Woud' werd genoemd.
De Duitse begeleiders, hun wapens gebruiksklaar, bekeken de groep mannen alsof het de grootste misdadigers waren.

Vrouwen en meisjes stonden aan de kant van de weg opgesteld, hun armen vol etenswaren en dekens. Sommige vrouwen huilden, anderen hieven hun hand in een laatste groet. Goede wensen werden over de rij zwijgende mannen uitgesproken; enkele vrouwen wilden een eind met de stoet meelopen, maar dit werd hen hardhandig belet door de bewakers.
De groep mannen werd aangezet tot meer spoed, steeds vaker klonk de kreet: "Anschliessen!"
Jos, nog steeds naast Kees van Ouweland, keek ingespannen of hij Trees ergens tussen de toeschouwers kon ontdekken. Af en toe draalde hij even om beter te kunnen kijken, maar de achterop komende mannen, opgejaagd door de bewakers, stuwden hem weer voort.
Op de Broekhovenseweg passeerde hij zijn ouderlijk huis; hij hoopte maar dat Trees al kans had gezien hen op de hoogte te brengen van zijn vertrek. Meteen zag hij echter het bezorgde gezicht van zijn moeder en wist dat zijn hoop ijdel was. Ze snelde op hem toe en greep zijn beide handen.
"Maak je niet druk ma, " zei hij onder het lopen, "Doe pa en Mientje de groeten. Ik ben over een paar weken weer thuis. Alles komt goed!"
De groep stuwde hem voort en zijn moeder moest zijn handen loslaten.
"Ik houd van je, pas goed op jezelf," riep ze, haar hand in een laatste groet opheffend.
Jos slikte een paar keer heftig, denkend aan alles wat hij achterliet: zijn familie…Trees…hun kindje…. Voort ging het weer, nu in de richting van het Piusplein. Naast hem wiste Kees van Ouweland het zweet van zijn voorhoofd.
"Anschliessen! Anschliessen!"
Een stomp met een geweer, gevolgd door een minachtende blik van de bezetter.
"Weet je wat 'SS' betekent?" vroeg Jos met een grijns.
Kees haalde opnieuw zijn schouders op en keek Jos vragend aan.
"Schofterig Schorem," zei Jos, in een poging zijn buurman wat op te monteren.
"Alles wat met de 'SS' te maken heeft, is schofterig," zei Kees, "de niet Duitse 'SS', de Nederlandse, helemáál. Het lijkt wel of zij hun eed aan de Führer met nóg grotere ploertigheid willen bewijzen."

De stoet trok over de Spoorlaan naar het station waar het inmiddels een drukte van belang was. Ook hier stonden groepen vrouwen en meisjes die zoveel mogelijk op afstand werden gehouden.
Er ontstond een hoop geduw en getrek, ergens begon iemand te schreeuwen. Het geschreeuw veranderde in een honend gejoel, al gauw overgenomen door de rest van het volk.
Tranen van zenuwen, angst, verwarring en boosheid gleden langs de wangen van de vrouwen. Opnieuw dacht Jos aan zijn familie en opnieuw gleden zijn ogen langs de menigte, op zoek naar Trees.
"Ik ben benieuwd waar we terechtkomen," zei de hevig zwetende van Ouweland, "en wat voor werk we moeten doen!"
"Hopelijk niet te ver dat moffenland in," bromde Jos.
"Hoe verder ze ons brengen des te moeilijker het is om terug te komen als de Engelsen of de Amerikanen durven door te stoten."
Op het station aangekomen werden ze bijeengedreven op het perron en omsingeld door SS-ers, allemaal bewapend met een MP40-machinepistool. Een Duitse officier, zijn ene hand op zijn rug, in zijn andere hand een lijst, liep langs de groep mannen op en neer. Zijn laarzen blonken als een spiegel, zijn pet stond scheef op zijn hoofd.
Op zijn borst was een lintje gespeld, in de kleuren rood, wit en zwart. Jos stootte zijn vriend aan.
"Een drager van het IJzeren Kruis," fluisterde hij.
De officier, zijn benen een beetje gespreid, liet zijn ogen over de groep zwijgende mannen gaan.
De mannen staarden terug, zich afvragend wat er te gebeuren stond. Een trein reed het station binnen en korte tijd later werden ze allemaal naar binnen gedirigeerd.

Toen de trein na uren rijden tot stilstand kwam en de deuren opengingen zagen ze dat ze op station Koblenz waren aangekomen. Het schemerde al en er werd hen verteld dat ze hier de nacht zouden doorbrengen om morgen door te reizen naar Trier, de eindbestemming.
Op het perron stonden opnieuw veel soldaten maar, tot ieders genoegen, betrof het ditmaal een eenheid van de Duitse Wehrmacht.
Een oudere officier nam de transportlijst over van de officier met het IJzeren Kruis. Met een kort bevel werd de groep in beweging gezet. Ze marcheerden naar een oude kazerne, net buiten de bebouwde kom van Koblenz.
Omdat ze nu in Duitsland waren en de situatie onomkeerbaar leek, berustten de meeste mannen in hun lot. Sommigen waren nog nooit in Duitsland geweest en wilden er wel iets van zien. Bij een enkeling blonk er zelfs iets van avontuur in de voorheen zo ongeruste ogen.
Jos en Kees van Ouweland keken, op weg naar de kazerne, hun ogen uit. Ze lieten hun blikken dwalen over de gekleurde voorgevels en verwonderden zich over de bouwstijl van de Duitse huizen. Lichtgeel, roze, mintgroen en zelfs blauw fleurden de gevels van de woningen op.
Hier en daar was een huis tot puin gebombardeerd, grote gaten in de weg wezen op bominslagen.
Er waren veel Duitse burgers op straat. Ook hier waren de ramen, net als in Nederland, afgeplakt, hier en daar wapperde de Duitse vlag met het hakenkruis.
Op het plein vóór de kazerne moest de groep mannen ruim anderhalf uur wachten voordat ze een slaapplaats kregen toegewezen.

Jos en Kees van Ouweland werden met ongeveer vijfentwintig andere mannen op kamer veertien ingedeeld. Twee soldaten van de Wehrmacht droegen stro aan en verspreidden dat zwijgend over de vloer.
Over eten of drinken werd met geen woord gerept. Kennelijk vonden de soldaten van de Wehrmacht het toch te erg dat de troep mannen honger moest lijden. Gul deelden ze hun eigen rantsoen met de Tilburgers. Sommigen hadden nog proviand van thuis over en hier en daar werd wat gedeeld; een enkeling hield alles, heel egoïstisch, voor zichzelf.
De stemming was redelijk opgewekt, de meeste mannen sliepen die nacht beter dan ze hadden verwacht.

De volgende ochtend moesten zij zich opstellen op de binnenplaats. Na twintig minuten wachten werd er meegedeeld dat er zou worden begonnen met het uitdelen van brood, boter, kaas en koffie.
De officier in kwestie, Hessler genaamd, liet weten dat ze ook drie sigaretten per man zouden krijgen.
"Drie sigaretten," zei Jos boos, " daar gáát de belofte van 'vrij roken' al. En geloof me Kees, hoe minder je jezelf iets aantrekt van hun beloftes, hoe minder je besodemieterd wordt."
"Ik ben allang blij dat ik wat te eten krijg," zei Kees, " roken doe ik voorlopig toch nog wel van mijn eigen voorraad."
"Antreten!, allen antreten!", riep Hessler na een uur.
Alle Tilburgers gingen in positie staan in afwachting van de voedselverstrekking. Gespannen stond de grote groep op het binnenplein. Hessler overhandigde zijn papieren aan een officier die naast hem stond. De man had een band om de mouw van zijn uniform waar de letters 'O' en 'T' op geborduurd stonden. Deze letters stonden voor 'Organisation Todt', zoals Jos wist, vernoemd naar ingenieur dr. Fritz Todt.
Deze ingenieur was in februari 1942, na een bezoek aan de Führer, tijdens het opstijgen met zijn vliegtuig verongelukt. Hij was vervangen door Hitlers architect Albert Speer.
Todt was sinds 1922 lid van de NSDAP en had zorggedragen voor de aanleg van de Duitse Autobahnen. Vanaf 1938 was hij verantwoordelijk geweest voor de bouw van de Westwall waarvoor hij de zogenaamde 'Organisation Todt' in het leven had geroepen.
In 1940 had de Führer hem benoemd tot minister van bewapening en munitie.

De groep wachtende mannen moest zich opstellen in rijen van vier, weer werden ze geflankeerd door Wehrmachtsoldaten en mensen van de O.T. De zogenaamde transportbegeleiders hielden hun K98-geweren en hun MP40-machinepistolen losjes om hun schouders.
De algemene sfeer leek daardoor een stuk aangenamer dan voorheen het geval was geweest. Opnieuw trokken ze in de richting van station Koblenz, maar de mars ging deze keer niet met geschreeuw en geduw gepaard.
Bij aankomst op het perron stond er al een trein voor hen gereed. Weldra zat de troep mannen op de vloer van de gesloten wagons. Toen de schelle stoomfluit van de locomotief weerklonk, daarmee het sein gevend tot vertrekken, werd het stil in de wagons.

(Voor vervolg van dit verhaal zie boekenwinkel op deze site)

OP VERZOEK VAN Erinneke EN Mistaker GA IK VERDER MET HET PLAATSEN VAN DIT VERHAAL

 

feedback van andere lezers

  • Mistaker
    Eens met Erinneke!

    Groet,
    Greta
    Elisen: hartelijk dank voor je reactie Mistaker
  • ivo
    dit is weemoedig sterk ... de verhalen kennen we en ik denk dat we er niet genoeg over kunnen weten : nl wat de mens zijn medemens kan aandoen en hoe een mens heel snel als een tegenstander kan gezien worden, waardoor die ook de status mens verliest, zowel in gedrag als in fysieke toestand ... het worden beesten ...
    Elisen: Dank je voor je uitgebreide reactie beste ivo. Inderdaad, mensen zijn soms rare wezens.
  • erinneke
    hela daar, voor vervolg verhaal zie boekenwinkel???? weet je hoeveel boeken ik nog heb klaarliggen om te lezen... en ik wilde dit zo graag online blijven volgen.
    Elisen: Dank je wel voor je reactie erinneke
  • Ghislaine
    Dit is een waar genoegen om te lezen en bij te leren. Jammer dat mensen soms de beest uithangen.
    Elisen: Dank je hartelijk voor je reactie...
  • RolandBergeys
    Knap verwoord, gevoelig geschreven.
    Elisen: Bedankt voor je positieve reactie, ik ben er altijd erg content mee...
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .