writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

'TEGEN WIL EN DANK' (deel 10) door Marcel Elisen

door Elisen

De soep ging er goed in bij de gevangenen van de bosploeg. Ze warmden hun koude handen aan de zijkanten van het zinken soepemmertje dat ze zojuist uitgedeeld hadden gekregen.
De SS-bewakers verdwenen in hun barakken en deden zich in de etenspauze te goed aan Duits brood, jam, vleesbeleg en kaas. Ze dronken echte koffie en hadden goede boter op het brood. Hun barakken werden continu verwarmd. Hun lange overjassen hingen te drogen bij de warm gestookte potkachels, ze wilden die middag met een droge en warme jas hun taken hervatten.
De soep gaf de gevangenen weer wat energie, het hompje brood dat ze erbij hadden gekregen ging er in als koek.

Voorzien van overjas, handschoenen en brede grijns waren hun bewakers weer verschenen en het middag gedeelte kon van start gaan.
Er waren nog genoeg bomen te versjouwen. Gelukkig lieten de bewakers eerst de genoten lunch zakken voordat ze weer uit verveling en pesterij hun knuppels loslieten op de arbeiders.
Tot grote schrik van de gevangenen was Kothälla een kijkje komen nemen naar de prestaties van zijn bosarbeiders. Hij was in gezelschap van zijn herdershond, maakte een praatje met een van de bewakers en stak een sigaret aan.
De gevangenen deden extra hun best want niemand wilde de toorn van maniak Kothälla ervaren.
Jos had pijn in al zijn ledematen van het gesjouw.

Tijdens de mars terug naar het kamp merkte hij dat de kou veel energie gekost had. Hij was blij dat deze eerste werkdag er op zat, hij was kapot.
Tot aan het avondappèl mochten de gevangenen naar hun barakken. Jos was blij dat hij een paar minuutjes kon zitten of liggen. Even die ongemakkelijke klompen uit.
Na een paar minuten wandelde Jan van Oers binnen, die er een werkdag in de timmerfabriek in Amersfoort op had zitten.
"Jij hebt er niet veel mee geleden vandaag zie ik," zei Jos tegen de binnenkomer.
"De wandeling van ruim een half uur heen en ook weer ruim een half uur terug is het ergste. De kou snijdt door je jasje. Vooral op de open stukken langs die verkeersweg," antwoordde Jan.
"Mijn werkdag was de hele dag buiten in die kou. Vanmiddag een halve liter soep met brood en hup, weer het bos in en bo-men sjouwen," reageerde Jos.
"Halve liter soep? Brood? Wij hebben verdomme één mok thee gehad op de hele dag!" zei van Oers balend.
"Jullie werken ook niet buiten Jantje, jullie zitten droog op je krent in de fabriek," lachte Jos.
" Ik wil wel ruilen hoor!"
Jan krabde zich achter het oor en bedankte voor het ruilaanbod.
"Toen onze groep terug kwam en langs De Rozentuin liep, werden er net twee ingezet', zei van Oers.
"Naar wat ik ondertussen zo heb begrepen, staan die er morgenvroeg nog," zei Jos hoofdschuddend.
Het laatste avondappèl volgde en de mannen mochten nadien gaan slapen.

"Wat had die vent gedaan of niet gedaan? Die vent die uit de derde of vierde rij werd geroepen?" vroeg van Oers aan Jos, die in de brits eronder lag.
"Ik zou het bij God niet weten, maar wat het ook was, ik ben blij dat ik niet in zijn klompen stond," antwoordde hij.
Van Oers beaamde dat.
"Hoe noemde Kothälla het ook alweer? Die gevangene had een vinger in het rechteroor moeten steken en moest de andere hand op de grond plaatsen?" ging Jan verder.
"Vrij vertaald noemde die schoft het zoiets als grammofoonplaatje draaien. Ik had met de arme stakker te doen. Hij moest met zijn linkerhand op de grond, met een vinger van de rechter hand in het oor, zo snel mogelijk rondjes draaien," antwoordde de onderbuurman vol medelijden.
"Ik vond het al vernederend genoeg om iemand zo voor al zijn medegevangenen te zien. Ook zonder de hulp van de knuppel van die rotzak Kothälla," vulde Jos aan.
Jan zuchtte diep en legde zijn hoofd neer op het oncomfortabele matras. Als hoofdkussen gebruikte van Oers zijn jasje. Jos wenste zijn bovenbuurman welterusten en maakte van zijn jasje ook een soort kussen.
Hij liet de hele dag nog eens de revue passeren en rilde bij de gedachte aan de tijd ze nog in het verschiet hadden. Verschillende gevangenen die ook in zijn barak verbleven, hadden een proviandpakketje ontvangen van het thuisfront. Trees of Pa hebben vast wel navraag gedaan waar ik terecht gekomen ben, dacht hij.
Hij troostte zich met de gedachten dat er binnen afzienbare tijd voor hem ook wel een teken van thuis zou komen. Hij viel in slaap denkend aan zijn dochtertje, zijn kleine, beweeglijke Angelientje.


Na enkele weken van sjouwen, zwoegen, appèl en zo min mogelijk klappen en knuppelslagen was het half februari. Het was nog steeds bitter koud.
Bij Piet Biggelaar hadden ze vijf dagen terug twee van zijn vingernagels uitgetrokken omdat ze hem verdachten van het stelen van een paar plakjes vlees. Piet werkte in de aardappelschilploeg en was die bewuste ochtend het aardappelschilhok uitgetrapt door Kothälla zelf.
Zijn geschreeuw bij het uittrekken van zijn nagels was ver over het kampterrein te horen geweest. Kothälla had de deur en de ramen van het vertrek open laten zetten zodat de andere gevangen er van konden leren.
Een paar uur nadien had een SS-er bij de oppersadist opgebiechd dat hij bij het passeren een paar plakjes vleesbeleg in zijn mond had gestopt. Kothälla was alles meteen weer vergeten en ging over tot de orde van de dag. Piet zou deze ochtend echter nooit meer vergeten.

Tweeënhalve week geleden was er een pakketje gekomen van thuis met wat pakjes sigaretten en een stuk gezouten spek. Er zat ook een briefje bij van zijn ouders en Trees.
Het deed hem goed dat ze wisten waar hij zat. In het briefje stond dat Trees had besloten hun woning in de Bataviastraat op te zeggen en bij haar schoonouders in te trekken.
Ze had geschreven dat ze zich daar veiliger voelde dan alleen in huis met een jong kind. Jos moest even aan het idee wennen maar wist onbewust dat dit een goed idee was, zijn ouders waren immers gek op Trees en nog gekker op hun Angelientje.
Ze had ook geschreven dat dit niet te voorkomen was, want zonder haar kostwinner was wonen duur. Hij had er al snel vrede mee gehad. Vrouw en kind waren tenminste wel in goede handen wist hij.

Hij werkte inmiddels niet meer bij het boskommando en ging al ruim twee weken elke dag met de ploeg mee waar ook Jan van Oers in zat. Werken in de fabriek in Amersfoort.
Dit werk beviel stukken beter en hij had dit kunnen bewerkstelligen door de juiste Nederlandse SS-er een heel pakje sigaretten te geven.
Ook dit werk was niet vrij van knuppelslagen. Het was echter een stuk beter te doen dan het gesjouw met zware bomen over de met losse takken en houtsnippers bezaaide bosgrond.

Gisteren waren ze nog getuige geweest van de zieke geest van Kothälla; die had een gevangene uit een andere barak, met zijn pistool op zeer korte afstand door het hoofd geschoten.
De gevangene in kwestie had volgens de sadist een pak rammel verdiend. Tijdens het schoppen en slaan had de arme ziel hem gesmeekt er mee op te houden.
"Wass?" had de nazi gebruld.
Hij was inderdaad gestopt en beval de stakker op de knieën te gaan zitten met het gezicht van de bruut af. Er klonk een korte klik van een Lüger die werd doorgeladen. Zonder blikken of blozen schoot hij een kogel door het achterhoofd van de geknielde.
Bijna op hetzelfde moment als het afgaan van het pistool had de beul hem met zijn rechterbeen een trap gegeven.
Het dode lichaam lag op de buik, gestrekt voor hem. Een straaltje bloed ontsnapte uit het achterhoofd van de ongelukkige en vond een weg tussen kiezel en zand.

Jos was net terug van een van de waslokalen. Hij had zich met vele mannen tegelijk gewassen aan een rij van wel honderd kranen.
Jan van Oers had hem vergezeld en de heren waren klaar voor het ochtendappèl en voor de mars naar Amersfoort. Tijdens het appèl werd er, tot ieders vrees, een lijst bekend gemaakt van gevangenen die nog dezelfde ochtend op transport zouden gaan naar een 'Koncentrationslager' in Duitsland.
Dit was een van de weinige gebeurtenissen waarbij namen werden opgesomd in plaats van nummers. Het was een behoorlijke waslijst.
Balmakers, Donders, Havermans, Paulusma, van Pelt, Verbraak, Verpoorten, en zo ging het nog even door. De vier mannen uit Oisterwijk, Jan en Jos werden niet opgelezen. Dat was een pak van hun hart geweest.
De open plekken die in de werkkommando's vielen door het oplezen van de lijst werden opgevuld. Hun mars naar Amersfoort was begonnen en ze waren De Rozentuin gepasseerd waarin twee stumpers voorovergebogen stonden.
Ze zagen Kothälla bij een derde stakker staan die druk bezig was met grammofoonplaatje draaien.
"Dat die zieke, gestoorde, Poolse namaakmof daar zo vroeg al zin in heeft," siste Jos tegen van Oers.
"Die sadistische rotzak sart en martelt nog als hij slaapt wed ik," antwoordde Jan voorzichtig.

Praten onder het lopen werd niet gewaardeerd door hun bewakers. Toen ze halverwege de route waren die langs de brede verkeersweg naar Amersfoort liep, begon het te regenen.
Enkele bewakers die dit nog niet gedaan hadden, sloten hun comfortabele mantels.
Doorweekt kwamen ze aan, ze moesten meteen aan het werk. Rond het middaguur, tijdens hun theepauze, waren hun kampkleren nog niet half opgedroogd.
Tegen het einde van de werkdag hadden ze weer droge kleren.

 

feedback van andere lezers

  • Mistaker
    Weer graag gelezen!

    Groet,
    Greta
    Elisen: Thnx...xx.
  • ivo
    de wreedheid die de mens elkaar aandoet, huiverigwekkend ..
    Elisen: Dank je wel voor je reactie.
  • erinneke
    nog steeds volop aan het volgen en met veel plezier
    Elisen: Dank je wel voor je reactie.
  • RolandBergeys
    Schrijnend, maar een knap relaas.
    Elisen: Dank je wel voor je reactie Roland.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .