writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

teek

door pisatelj


Ik werk voor een bedrijf dat auto-onderdelen produceert. Mijn taak bestaat uit mijn baas vergezellen op zijn reizen en voor hem tolken. Het is een aardige baas, als je weet hoe je hem moet aanpakken. De meeste mensen vallen wel mee als je er niet tegen op ziet ze altijd gelijk te geven en die meningen te verkondigen waarvan je weet dat zij ze echt hebben. Met mijn baas ben ik zo. Een kameleon. Ik heb geen gewetenswroeging, want hij is te dom om te helpen donderen. Wat zou ik met hem in discussie treden? Ik knik en ik lach wanneer hij dat passend vindt. Ik spui rechtsgezinde quatsch op commando en ik laat mij neerbuigend uit over vrouwen. Scheelt geweldig in de werksfeer.
Van de roman 'great expectations' van Dickens, één van de heel weinige boeken die het bijna waard zijn om ze te lezen, heb ik vooral onthouden dat je goed je ogen moet open houden. Goed je ogen openhouden en je kans afwachten en dat doe ik. Ik kijk. Ik ben een kijker. Ik hou iedereen in de gaten en zelf ben ik onzichtbaar. Mijn hand wordt als laatste geschud, van mij wordt op het zicht een instemmend ja verwacht op eender welk verzoek. Ik ben de kleine man. Een teek. Ik steel deeltjes persoonlijkheid. Ik parasiteer. Ik ben een virus. Ik ben jouw virus, maar je beseft niet dat je besmet bent.

Op een avond zijn mijn gerespecteerde baas en ik gestrand in een gat zoals Rusland er veel heeft. In een dompige bar van een hotel dat stinkt naar de schimmel, de look en de aangebrande sasjlik. Mijn baas zit naast mij, te ronken in zijn vet. Als hij twee glazen wijn op heeft, dommelt hij onvermijdelijk in. Soms wordt hij wakker, zonder te beseffen dat hij geslapen heeft, gaat dan weer gewoon door met onzin verkopen en valt even later terug in slaap. Ik zit naast hem, heb even rust, bladerd in een krantje. Ik hou ervan om de overlijdensberichten te doorsnuffelen en te zien hoe oud mensen worden. Verder gebruik ik zo'n krant enkel om mij een houding te geven. Als ik niks om handen heb, zie ik er uit als een sukkel. Ik trek mensen aan die converseren in monologen. Vast omdat ze ruiken dat ik als klankbord fungeer en ten allen tijde alles zal bevestigen. Tenzij ik enige achting heb voor de persoon in kwestie. Ook deze avond komt er zo een praatjesmaker op mij afgestevend, tactisch, stap per stap. Ik voel zijn ogen op mij. Hij heeft mij in het vizier. Ik ken het type. Vol van zichzelf, egoïstisch in bed, met onappetijtelijke voorkeuren, welgesteld, maar niet overdreven. Zijn echtgenote is een plompe vetband met het verstand van een gehandicapt mussenjong. Zijn zakenreizen gebruikt hij als voorwendsel om de sekstoerist uit te hangen. Kickt vooral op pijnlijke ontmaagdingen. Enige manier om zich een beetje 'man' te voelen. Dat is het soort dat 's avonds in verlaten hotelbars zit met een whisky in de hand en een vadsige blik in de ogen.
Dat is het soort dat op mij af komt. Om in een ellenlange monoloog zichzelf te proberen overtuigen dat hij toch niet zo slecht geboerd heeft. Dat hij de schaapjes mooi op het droge heeft of althans zal hebben.

"Stoor ik?", begint hij.

"Nee, gaat u gerust zitten.", zeg ik benieuwd.

"Bent u hier voor zaken?"

"Ja, inderdaad."

"Voor je plezier moet je hier niet wezen." WP

"Niet bepaald, nee."

"Nee, mijnheer. Niks te beleven hier."

"U bent ook zakenman?"

"Zoiets ja.", zegt hij zonder mij aan te kijken. Hij staart nors naar zijn schoenen en gaapt mij vervolgens aan met een stralende glimlach die ik van hem niet verwacht had.

"Gestudeerd zeker?", vraagt hij.

"Ja, zo een beetje", antwoord ik behoedzaam.

"Wat zo een beetje? Studies niet afgemaakt?"

"Toch wel. Ik ben handelsingenieur."

"Unief.", zegt hij schijnbaar voor zichzelf, waarop hij een moment stil is, maar nog steeds die glimlach laat schitteren om zijn lippen.

Tot hij beslist zegt:

"Ik haat unief."

"Waarom dan wel?"

"Omdat je er vrijwel nooit aangename mensen vindt."

"Niet dan?"

"Nee. Ten eerste zijn studenten walgelijk. Ofwel zijn ze verloren voor elke vorm van normaal menselijk contact, omdat ze zich van dag één kierewiet studeren, die zijn na verloop van tijd de simpelste omgangsvormen, zoals een begroeting, volkomen verleerd, ofwel zijn ze zo slim dat ze compleet autistisch zijn en in zichzelf verwrongen zitten, nog erger zijn zij die hopeloos te dom zijn voor unief en door hun gekwetste trots gedwongen worden van naar de buitenwereld toe krampachtig vrolijk over te komen, waardoor ze veel zuipen en in het algemeen strontvervelend zijn. Dan heb je nog een tussengroep die zonder erg veel moeite de eindstreep haalt. Die kunnen meevallen en die kunnen tegenvallen. Dus je ziet, veel leuke mensen zul je er niet tegenkomen. Heb ik gelijk?"

"En ten tweede?"

Ik kon niet anders dan bevestigen, omdat ik het voor één keertje ook echt eens was met iemand.

"Excuseer?"

Mijn vraag had hem zichtbaar uit zijn overpeinzingen gehaald.

"U zei ten eerste, wat wilde u verder nog zeggen?" WP

"Juist. Ten tweede: de lesgevers zijn volstrekt knudde. Machtsgeile egotrippers die zichzelf heel wat vinden omdat ze godverdomme van hun hobby hun vak hebben gemaalt. Er zijn uitzonderingen, maar in de regel zijn het volstrekt onaangename mensen. Net slim genoeg om te beseffen dat ze maar first-rate second-rate zijn. Begrijp je wat ik bedoel? Ken je op zijn minst een beetje Engels?"

"Ik snap het.", antwoordde ik onverstoord.

"Goed zo. Weet je, ik verfoei studenten. Was jij er zo eentje die zich graag alternatief kleedde om vooral te benadrukken dat je 'anders' was? En 'anders' betekent dan vooral 'beter'. Was jij er zo eentje? Zogenaamd tolerant en alternatief. Mensen die zichzelf tolerant noemen strelen hun ego. Of was je wat mainstream heet, maar eigenlijk één van twee mainstreams is, want alternatief zijn, is al net zo goed mainstream. Zeg op, droeg je felkleurige neo-hippie rommel die je oppikte in kringloopzaken of droeg je hemdjes en had je een gefixeerd kapsel alsof er een schurftige hond op je kop gescheten had?"

"Ik veronderstel dat ik eerder neigde naar alternatief."

"O, je zat er wat tussenin hé? Handig niet? Kun je lekker van kant veranderen, hoe het je uitkomt. Flatteert die analyse je?"

"Niet speciaal, nee."

"Zijn we een beetje apathisch? Was je van het slag dat claimde geen gevoelens meer te hebben? Want dat soort had je ook. Veel zwart dragen hé? En naar huilebalkmuziek luisteren, op je kamertje en maar snikken omdat je zo alleen bent en niemand je begrijpt."

Ik snapte niet waar de kerel naar toe wilde. Ondertussen bleef hij breeduit glimlachen. Ik glimlachte al net zo. Als ik zenuwachtig word, grijns ik. Ik ben een grijnzer.

"Werk ik op je zenuwen? Trap ik je op de teentjes?"

"Nee, hoor."

"Lid van een vereniging?"

"Ja."

"Dacht ik al. We zijn wel mijnheertje voorbeeldig, niet?"

"U heeft ook wat aan te merken op verenigingen?"

"Ik kots van verenigingen."

"Uiteraard."

"In verenigingen voert dat soort mensen het hoge woord, dat wat graag de lever van hun kennissen uitsnijdt om met die lillende lever, hun kreupele trots weer tijdelijk op te vijzelen. Zielenpoten met een chronische aandachtsdeficit." WP

"En die vind je in verenigingen; mensen met een chronisch aandachtsdeficit?"

"Natuurlijk, dat soort verenigt zich, uniformiseert zich. Op zichzelf zijn ze niks, maar samen vormen ze dan één individu. Een veelkoppig monster, dat eeuwig jaagt op schouderklopjes."

"U bent wel beeldend."

"U niet dan?"

"Nooit bij stil gestaan."

"Dat lieg je. In de grond beschouwt iedereen zichzelf als een hele piet."

"U wilt zeggen dat in het leven alles om trots en ego draait?"

"Wil ik iets zeggen dan? Ben ik jouw profeet soms? Het is kwart over één 's nachts, ik zit in een godvergeten gat in een klerekoud Rusland, ik zit aan mijn zoveelste vodka van de avond en jij denkt dat ik iets te zeggen heb? Zeg jij mij iets."

"Over?"

"Maakt niet uit. Ben je getrouwd?"

"Ja."

"Nou vertel mij dan hoe geweldig het is om getrouwd te zijn en wat voor een knus nestje je met dat vrouwtje van je gesticht hebt en hoe fantastisch ze wel niet is."

"Waarom zou ik?"

"Omdat ik het vraag."

"En wie ben jij? Ben jij getrouwd?"

"Wie ben ik? Wie ben jij? De eeuwige vraag."

Stilte. Als iemand ons nu ziet, denkt die vast dat er wat scheelt in onze bovenkamer. Twee venten met een zon van een glimlach die met hun blikken in elkaar gevlochten zijn als twee geweien van stoeiende mannetjesherten.

"Is ze goed in bed?"

"Dat valt reuze mee."

"Anders was je vast niet met d'r getrouwd, juist vetzak?"

"Ja."

"Waar heb je haar leren kennen?" WP

"Via het werk."

"Kijk eens aan. En, is zij de enige voor jou, de ware?"

"Ik denk het wel."

"Grappig ben je wel."

"U denkt dus van niet?"

"Ik denk helemaal niks. Jij denkt."

"Hoezo?"

"Niks. Jij schrijft, niet?"

"Waar maakt u dat uit op?"

Ik schreef inderdaad soms wel eens wat. Ik heb ook jaren een dagboek bijgehouden tot het een verslaving werd en mijn dag enkel nog bestond uit een dagboek bijhouden.

"Je fronst zonder reden."

"En dus schrijf ik?"

"Ja."

"U heeft vast ook wat tegen schrijvers?"

"Ik heb meer iets tegen lezers."

"Hoe zit dat?"

"Een echte vent heeft geen cultuur nodig. En trouwens, mensen lezen enkel om te kunnen zeggen dat ze lezen, want dat staat goed. Net zo met reizen. Mensen gaan op reis naar God weet waar om achteraf te kunnen zeggen dat ze er geweest zijn. Het meest van al haat ik foto's. Die nemen ze dan als bewijs dat ze er geweest zijn. Op 1000 km van huis trekken ze zich suf aan foto's, terwijl ze in hun eigen dorp getver nooit of te nimmer ook maar één gebouw zouden fotograferen. Het kan hen niet schelen wat ze bezichtigen, als anderen maar weten dat ze het bezichtigd hebben."

"Wat een wijsheid."

"Als je wat schrijven wilt, schrijf dan een stukje getiteld 'alles voor de foto' en hou het goed grof en liefst zo politiek incorrect mogelijk. Vreselijke pretbederver die politieke correctheid. Dat is mis aan jouw generatie. Ze zijn uiterlijk zogenaamd lief voor elkaar. Kijk, bijvoorbeeld naar het geschreven woord. Jakkes, wat een prulwerk van bange wezels die achter hun toetsenbord kruipen met één hand rond hun balzak gebonden. Ik bedoel, als je dan zo nodig wil schrijven, shockeer dan. Boor iedereen de grond in, alles wat volgens de goede orde respect behoort te krijgen. Lui die in werkelijkheid niet het minste respect verdienen. In jouw generatie heb je ofwel mensen met alleen enthousiasme en die schrijven ten hemel schreiende rommel, en dan heb je er die wel talent hebben, maar geen enthousiasme of die te braaf zijn om verdomme uit de band te springen. Dus produceren ze bandwerk, van die bejubelende onzin, waarin alles peis en vrede is en waarbij het al als heel gewaagd beschouwd wordt om een steekje te geven op één of andere autoriteit en de schrijvers van die zielloze quatsch krijgen dan een aanmoedigend kneepje in hun wang. Diegenen die enkel over enthousiasme beschikken, worden gelukkig nog uitgelachen. Anders werd het helemaal hopeloos."

"Dan schrijft u vast meesterwerken, als u er zo veel van weet."

"Wie zegt dat ik wil schrijven? God, jong, schrijven! Voor wie of voor wat? Voor jou?"

Ik haal mijn schouders op en denk na, maar dan begint hij al weer:

"Ben jij een slecht mens?"

"Wat heet slecht?"

"Ja, wat heet slecht hé? Heb je vrienden?"

"Ja."

"Natuurlijk heb je vrienden! Zeg mij, als je beste vriend morgen 10 miljoen wint, zal je dan oprecht blij zijn voor hem?"

"Ik denk het wel."

"Klootzak. De grootste smeerlappen zie je niet komen, juist?"

"Weet ik veel."

"Je weet heel goed wat ik bedoel, deugniet."

"En u, bent u slecht?"

"Zo slecht als jij toelaat."

"Hoezo?"

"Ja, hoezo hé? Is dat even een raadsel voor mijnheer denkertje."

Ik word ongemakkelijk en vraag tevergeefs, want op een klaar en duidelijk antwoord hoef ik niet te rekenen, zoveel heb ik al door:

"Ken ik u soms ergens van?"

"Definieer kennen." WP

"U heeft mij al gezien of zo?"

"Heb jij jezelf wel eens gezien?"

"Als u elke vraag countert met een tegenvraag kunnen we even goed geen gesprek hebben."

"Zijn we dan in gesprek?"

"Hoe noemt u dit dan?"

"Weet je welke de beste dag van mijn leven was?"

"Geen idee."

"De dag dat ik leerde wenen op bevel."

"Als acteur dan of zo?"

"Leuk trekje van je; voorwenden alsof je een halve randdebiel bent. Je weet best wat ik bedoel. Ik heb het over die mensen die graag de zielige uithangen, zodat anderen ocharme rekening met hen gaan houden."

"Die ken ik zelf ook."

"Vergeef ze, vader, 't zijn allemaal mietjes."

"Erger."

"Ooit wel eens een dubbelleven geleid?"

"U neemt aan van wel."

"Ooit wel eens iemands keel willen openrijten met je tanden om daarna het gat te neuken?"

"Wilt u mij shockeren?"

"Aha, mijnheer is niet te shockeren. En jij vindt jezelf niet arrogant?"

"Wat is uw bedoeling?"

"Jongen, er is helemaal geen bedoeling. Ooit wel eens geheel loos willen gaan en een stuk of vijftig mensen onzacht willen scalperen om de bekomen stukjes hoofdhuid om je middel te binden als waarschuwing? Ooit wel eens gezinderd van genot bij het horen van de kreten van zij die langzaam doodbloeden? Je weet vast dat niemand een messteek in de lies overleeft?"

"Waarom zegt u zulke dingen?"

"Zeg ik ze dan?"
WP
"U kent mij echt van ergens, niet?"

"Heeft je moeder je nooit gezegd op te passen voor vreemde mannen? Vooral vreemde mannen die lachen als ze erge dingen vertellen?"

"Mijn moeder heeft mij voor veel gewaarschuwd."

"Ongetwijfeld. Zeg eens, zijn er naast mij nog mensen die getrakteerd worden op bloederige scènes bij het minste oogcontact met jou?"

"U wilt weten of mensen ooit bang zijn voor mij?"

"Ik wil helemaal niks weten."

"U speelt vreemde spelletjes."

"Jij speelt ze."

"Nou, laat ons dan ophouden."

"Ga je slaan anders?"

"Nooit als eerste."

"Tip van je moeder?"

"Ja"

"Wil je weten wie ik ben?"

"Ja, graag."

"Kijk dan in mijn ogen, sufferd."

Ik kijk in zijn ogen, een mengeling van groen en bruin en ook geel, de kleur die mij doet walgen. In gedachten doe ik de meest beestachtige dingen. Op mijn tong proef ik de zoetheid van dampend bloed. Ik geniet ervan en ik weet niet waarom, tot de man zegt:

"Weet je nu wie ik ben?"

Ik knik.

"Ik ben de duivel in jou." En hij glimlacht zijn breedste lach.

Op dat moment schiet mijn baas wakker. Zijn ademhaling met hortende stoten leidt mij een moment af. Als ik mijn blik terug op de stoel voor mij richt, is de man verdwenen.

Mijn baas geeuwt. Kijkt mij goedmoedig aan.

"Zullen we nog een whisky bestellen?"

Ik knik instemmend.

 

feedback van andere lezers

  • aquaangel

    een knap stukje dialoog.......eh verduvelt, monoloog...
    wel lang stuk maar graag gelezenxx



    "Nee, gaat u gerust zitten.", zeg ik benieuwd.
    .", kan in deze niet wel: ,"



    pisatelj: merci voor de correctie!
  • stater
    zeer genoten van de in je boeiende verhaal verwoorde wederwaardigheden, William.. herkenbare trekjes.. :-)

    groet van Eli Stater
    pisatelj: beide hoofdpersonages zijn op delen van mijn eigen persoonlijkheid gebaseerd.

    Groet van William Peynsaert
  • cehadebe
    Een genoegen om te lezen, scherp gebleven tekst tot de laatste zin, knap.
    pisatelj: leuk om te horen, dank u wel
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .