writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

verlift

door pisatelj

Ze lagen naast elkaar in de graskant. Hij keek haar aan. Zij zei niets. Ogen bloeddoorlopen. Ze schudde en beefde over heel haar lichaam. Zijn hand wreef over haar rug. Hij voelde dat het geen effect had. Om zijn hart lag een strop. Hij wilde zelf wenen, maar het zat te diep.
'Blijf van me af', zei ze. De woorden klonken dof en strak. Hij trok zijn hand terug.
'Heb je pijn?', vroeg hij. Ze wilde het er niet over hebben.
Hij staarde naar de grond. Hoe zoiets kon gebeuren, ging zijn verstand te boven. Vanmorgen hadden ze alles, nu hadden ze niets meer. Zijn ogen vielen terug op haar. Ze hield zich krampachtig bedekt met haar gescheurde bloes. Waar anders de knopen zaten, staken nu draadjes uit. 'Heb je geen kou?' Ze haalde haar schouders op. 'Ja dus', zei hij. Hij haalde een deken uit de rugzak en sloeg het om haar heen. 'Dank je', zei ze. 'Als je iets nodig hebt, moet je het zeggen. Geeft niet wat.', probeerde hij. 'Ik hoef niks', sprak ze op diezelfde toon. Haar stem hakte door hem heen als een ijspriem. Ze was er niet meer. Fysiek nog wel, maar zij, zij was weg.
Ze maakte zich klein, trok haar knieën op. Haar handen vouwde ze onder haar kin. Zo lag ze in foetushouding. Hij ging langs haar liggen, op zijn rug, een arm over zijn voorhoofd.
'We moeten de politie bellen.', stelde hij voor. 'Is je Bosnisch opeens zo goed?', reageerde ze. Hij draaide zich naar haar toe en streek over haar hoofd. 'We moeten toch iets doen', zei hij zacht. Ze leek nog meer ineen te krimpen. De strop kreeg zijn hart steviger in haar greep. Hij zuchtte diep. 'Hebben ze iets gestolen?', vroeg hij. Nee, ze hadden niets gestolen. Hun twee rugzakken hadden ze terug uit de auto geworpen. Haar kleren ook. 'Ben je kwaad op mij?', wilde hij weten. Nee, hij kon er niks aan doen. Daar was hij zelf niet zo zeker van.
Ze sloot haar ogen. Samen lagen ze een half uur, tot hij de stilte verbrak. 'We kunnen hier niet eeuwig blijven liggen. Kun je stappen?' Ze trok weer haar schouders op. 'Misschien zie je beter een dokter. Je weet nooit.' Ze schudde driftig van nee. Iedereen moest bij haar uit de buurt blijven.
Hij stond op, liep doelloos over het gras. 'Ik wil naar huis.', zei ze opeens beslist. 'Dan gaan we naar huis', zei hij meteen. Bij zichzelf dacht hij: hoe gaan we dat klaren? 'We zullen nog een eind moeten liften. Daar kunnen we niet aan uit.' Dat wist ze. 'Gaan we?', vroeg hij. Hij wilde haar recht trekken. Ze ontweek hem, wipte zelf recht. Ze gooide het deken van zich af. Haar bloes viel open. Een blauwe plek was één tel zichtbaar. Het was alsof hij verdronk in een zwart gat in de grond. Ze graaide haar spullen bij elkaar. Hij reikte haar tas aan. Het werd hem duidelijk dat ze alle oogcontact vermeed. Ze gingen terug langs de kant van de weg staan. De derde auto stopte. Tot het volgende dorp konden ze mee. Hij ging vooraan zitten, zij kroop achteraan. De bestuurder zei geen woord. Jonathan probeerde geen gesprek aan te knopen. Twintig kilometer verder, stapten ze uit, bedankten en zwaaiden hun bagage weer over hun rug. 'Nog negentig kilometer te gaan.' Hij wilde haar opbeuren. Ze trok een apathisch gezicht. De ijspriem kliefde dieper. De volgende lift bracht hen vijftig kilometer dichter bij hun doel. 'Als we er zijn, nemen we de trein terug naar de hoofdstad, goed?' Ze knikte flauwtjes. Deze bestuurder was een prater. Hij werkte in een tuinbouwbedrijf. Jonathan deed zijn best om te luisteren. Het lukte niet. In zijn hoofd herhaalde alles zich. Ze stond bij de bushalte. Bushaltes zijn geen goeie plekken om te liften. Hij ging verderop kijken, op zoek naar een geschikte bocht in de weg. Zij had pijn in haar voeten. Als hij een betere plek vond, konden ze verhuizen. De weg bleef recht, geen bocht te bespeuren. Na tien minuten wilde hij terugkeren. Hij draaide zich om. Een auto flitste voorbij. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Wat gek, dacht hij, ik zou gezworen hebben dat zij in die auto zat. Zijn vreemd vermoeden, kreeg meer vorm bij zijn terugkomst. Bij de bushalte stond ze niet meer. Hij snapte er niets van. Alles was weg. Hij was bang, vertwijfeld, tegelijk ook kwaad. Waarom deed ze nou zoiets? In paniek volgde hij de weg. Bij elke passerende auto waagde hij zijn kans. Uiteindelijk nam een boer met een tractor hem mee. Acht kilometer tot het volgende dorp. Het langste half uur van zijn leven. Hij sprong van de tractor, bedankte, ging te voet verder. Op driehonderd meter van de ingang van het dorp vond hij Merel. Haar lip bloedde. Ze bekraste woedend haar gezicht met haar nagels. Hij greep haar armen vast, dwong die langs haar lichaam. Even keek ze hem aan. Hij hoefde niet te vragen wat er gebeurd was.Ze kronkelde zich los uit zijn greep. Tussen de snikken door, vertelde ze wat hij zo al wist. Ze was blij geweest met de lift. Ze zouden hem oppikken. Toen ze hem zag, deed ze teken. De twee mannen reageerden niet. De bestuurder versnelde.Ze stopten aan de rand van een bos. De portieren zaten op slot. Ze klopte, ze krabde, ze krijste. De twee kerels deden hun ding. Een kwartier sterven. Toen reden ze terug. Zeiden geen woord. Gooiden haar uit de wagen. Dat was het. Hij vervloekte zichzelf, maar hield zich sterk. Zelf ook instorten, maakte het alleen erger.
De tuinarchitect zette hen af bij een tankstation. Daar zou het makkelijk liften zijn, maar dat viel tegen. Ze wachtten een half uur. Niemand had plek voor hen. Merel zat op haar rugzak. Jonathan hurkte voor haar. 'Je weet dat ik altijd van je houd, niet?' Voor het eerst sinds deze middag keek ze hem aan. Haar hand ging richting haar zilveren halskettinkje. Om die ketting zat zijn ring. Hij kocht hem toen ze een jaar samen waren. Sinds die dag had ze hem nooit afgelegd. Ze woog hem in de pal van haar hand. Even leek ze hem te bestuderen. Toen rukte ze hem los van de ketting. 'Hier, ik hoef hem niet meer.' Hij keek haar verbaasd aan.
'Als we terug zijn, wil je nooit meer zien.' De ring brandde in zijn vuist. Vanbinnen voelde hij enkel leegte. Zij keek naar haar schoenen en bewoog niet meer.

 

feedback van andere lezers

  • Victoria
    beklemmend tragisch verhaal! snap niet dat je hier niet meer reacties op gekregen hebt... zeer goed geschreven met de juiste emoties!!! man, wat moet die vriend zich oneindig schuldig gevoeld hebben. ook haar reactie is heel begrijpelijk en goed weergegeven!
    'ik' ontbreekt bij 'wil ik je nooit meer zien'
    ik zou nog één woord aanpassen, en dat is 'wipte zelf recht'. dat klinkt te lichtvoetig in de context. 'krabbelde zelf overeind' misschien? ...

    pisatelj: Reacties zijn inderdaad altijd welkom. Moet wel bijna blozen van jouw lovende appreciatie, amai.

    Zal die aanpassingen zeker doen. Bedankt!
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .