writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

het verhaal van de weide

door pisatelj


In een land, ver van hier, misschien bestaat het al niet meer, want het lag in een broeierige regio, had je een weide. Nu zijn er in de wereld, zoals de lezer terecht opmerkt, wel meer weides. Doorgaans zijn het plekken waar gras groeit en ook dieren staan. Die trekken met hun snuit het gras uit om zich aldus te voeden. Dat was met deze weide niet anders. Er stonden paarden, veel paarden en die graasden daar. Tenminste als ze niet iets anders deden, want een paard is geen levende grasmaaier, zo'n beest doet ook nog wel eens iets anders. Paarden hangen bijvoorbeeld soms met hun kop over de omheining rond hun weide en dan kijken ze erg suf alsof ze een soap volgen op tv, maar dat doen ze niet echt, want om een televisie te kopen, hebben paarden meestal geen geld. In het oude Rome kon je het als paard nog tot senator schoppen, maar die dagen zijn lang verstreken en nu is het knokken geblazen op de arbeidsmarkt, ook voor paarden. Dus ook hier keken die beestjes wel eens suf uit de paardenogen (niet te verwarren met het overheerlijke gerecht, waarbij men eieren breekt zonder ze te klutsen en deze vervolgens bakt in een pan), maar dat deden ze toch minder vaak dan op andere weides, want wat deze weide zo speciaal maakte, was dat het werkelijk een erg mooie weide was. De dieren zouden er gezucht hebben, onder de indruk van zoveel schoonheid als ze waren, als ze tenminste hadden kunnen zuchten, want ja, paarden die zuchten niet.

De bloemetjes op deze weide bloeiden als op geen enkele andere weide. Ze hadden rijkere kleurenschakeringen, gezondere stengels, grotere blaadjes met meer groene korrels die uitgebreider aan fotosynthese (geen mens die toen ooit van dat proces gehoord had, maar dat kon de bloemetjes niet schelen) deden. Als een gevolg van die bloemenpracht gonsden de bijtjes er zoals ze dat nergens anders ter wereld deden. De streek rond de weide stond dan ook bekend om haar voortreffelijke honing, ware godennectar, met verbazingwekkende heilzame effecten.

De omliggende dorpen hadden na de dood van de laatste eigenaar, die kinderloos stierf, de weide uitgeroepen tot gemeenschappelijk bezit. De paarden behoorden voortaan toe aan een gemeenschappelijke stoeterij, die wereldfaam verwierf met haar sierlijke raspaarden. Al in de oudste tijden graasden er namelijk echte prijsbeesten op deze plek.
Ja, de historiek van de weide is uitvoerig onderzocht en beschreven door de meest vooraanstaande wetenschappers. Logisch, want iedereen vroeg zich af hoe deze weide zo mooi had kunnen worden. Wel nu, om het geheim van de weide te ontdekken, moeten we teruggaan naar de tijd van Lipica.

Lipica was een bloedmooi veulen, fonkelwit, speels, met intelligente ogen en een sympathieke snoet. Het leek wel of het diertje glimlachte, niet echt een eigenschap van het doorsnee paard, maar als je naar Lipica keek, zou je gezworen hebben dat het werkelijk glimlachte. Dat zei iedereen er van. Het paardje had veel bekijks, het was dan ook zo levendig, altijd maakte het kwieke sprongetjes en het at gras met zo'n genoegen dat het werkelijk enig was om te zien. Lipica was ook dol op zijn papa en zijn mama. Wat graag streek het met zijn kopje liefdevol langs de flanken van zowel Papa Lipica als Mama Lipica. Niemand twijfelde er aan dat Lipica zou uitgroeien tot een geweldige hengst, een echt racepaard met elke spier volmaakt. Het lieve diertje was nog aandoenlijker, omdat het zich niet bewust leek van zijn bijzondere kwaliteiten. Altijd was het vrolijk en stoeide het met de andere paardjes, want Lipica had veel leuke vriendjes in de wei.
Op een dag kwam er echter een jager uit het aanpalende bos gewandeld. Die zag Lipica, voelde een vreemde opwelling opborrelen ergens linksonder aan zijn maag en zonder verder nadenken legde hij aan met zijn geweer. Hij haalde de trekker over en BAM, de kop van Lipica spatte uiteen, bloed vloog alle kanten op, Mama Lipica werd geheel verblind door het rode levenssap van haar zoon dat over haar snoet spatte in dikke druppels. Het wonderlijke diertje sloeg achterover, met de poten in de lucht, bloed bleef gutsen uit het onthoofde paardje. Die dag kleurde het gras van de weide rood. Tussen de bloempjes lagen Lipica's hersentjes verspreid, zijn kop was in duizend vlezige stukjes uiteen geknald. Her en der lagen botsplinters van de uiteengespatte schedel.

De gewelddadige dood van Lipica leek op het eerste gezicht zeker geen heuglijk feit. Niet voor Lipica zelf, maar ook niet voor Mama en Papa Lipica en ook niet voor zijn vele vriendjes, die wekenlang om hem treurden en geen grasspriet meer door hun keel kregen. Een tragedie, jazeker, maar men mag niet vergeten dat bloed de kracht van het leven in zich herbergt. De bemestende waarde van Lipica's bloed was ongezien. De bloempjes vaarden er wel bij en bloeiden op, nog mooier dan tevoren. De weide zou gauw genoeg in een soort hof van Eden veranderen, maar dan zonder naakt ronddravend paar, zonder appels of slangen of bomen, maar wel met de meest adembenemende bloemenweelde. Zo kwam er uit toch iets goeds terecht van Lipica's onverwachte heengaan. Maar het mysterie van de ongemeen majestueuze weide, omvatte toch nog meer dan dat.

De jager, ziet u, was het niet om Lipica's vlees te doen, want hij lustte geeneens paardenvlees. Nee, het ging hem om de trofee. Hij wilde pronken met zijn geschoten prooi, zodoende sneed hij de hoeven van Lipica's poten en stak die in zijn jaagtas. Welgemutst en vrolijk fluitend keerde hij huiswaarts. Hij was echter nog maar net terug bij de bosrand, of hij botste op zijn vrouw. Deze was in het bos om paddestoelen te plukken. Uitgelaten rende de jager op zijn vrouw toe. 'Wat heb jij? Je lijkt wel een dozijn konijnen geschoten te hebben', zei de vrouw met haar handen in de zij. 'Nee', zei de jager, 'ik heb iets veel beter.'

Ja, de konijnen kampten in die periode met een zware plaag waardoor zij massaal de pijp uitgingen. Het ging om een virus waarbij de getroffen konijnen een groenachtige neus kregen en fletse ogen die in een later stadium naar binnen keerden, zodat het zieke dier, blind werd. Daarna werden de hersenen langzaam maar zeker vloeibaar, zodat deze druppelsgewijs uit de neus liepen. Gek genoeg, likten de andere konijntjes dit op, waardoor zij natuurlijk meteen aangestoken waren door het virus. In het laatste stadium van de ziekte begonnen die donzige knaagdiertjes spontaan om hun as te tollen, aan zo'n geweldig snelheid dat ze als een boor de grond in gingen. Tijdens dit spinnen, knaagden ze hun eigen poten af en krabden ze hun eigen buik open. Daarna wentelden ze zich in hun eigen ingewanden, waarbij velen verdronken in de blubber van hun eigen buikinhoud. Spektakel verzekerd, maar frustrerend voor de jagers, want die schoten graag konijnen en die stierven dan zo massaal aan zo'n bizar virus.

De man die Lipica van diens jonge leven beroofde, was dan ook door het dolle heen van geluk, omdat hij eindelijk nog eens een dier had gedood, na maanden van technische werkloosheid voelde dat natuurlijk extra heerlijk. Enthousiast toonde hij de hoefjes van het veulen aan zijn vrouw. Hij legde ze in haar handen, ze kon voelen hoe deze nog warm waren en kleefden van het bloed. Even bleef ze zo staan en keek ze haar man stil aan. Deze wachtte met een brede glimlach gespannen op felicitaties. Die bleven echter uit.

Zijn vrouw was gewoonweg ziedend omwille van wat in haar ogen niets minder dan moord was. Ze liet de hoefjes uit haar handen vallen en keerde zich heftig tegen haar man. Ze rukte aan zijn geweer, de schouderband knapte en het wapen wisselde van eigenaar. Zo bedreigde ze hem en deed ze hem terugwijken, helemaal tot aan de weide. Daar gaf ze hem eerst een loeiharde mep met de kolf van het geweer, tegen zijn slaap. Haar stomverbaasde echtgenoot verloor even het bewustzijn. Toen hij weer bij kennis kwam, bevond hij zich in een tamelijk benarde positie.

Hij hing over de omheining, vastgebonden aan handen en voeten, met zijn hoofd onderste boven, tegen de grond aan, zijn lichaam oncomfortabel dubbel geplooid. Hij kon niet zien wat zijn vrouw aan de andere kant van de omheining uitspookte en vroeg verschrikt: 'Tsjarowna, wat ben je van plan? Doe nou alsjeblieft geen gekke dingen. Het is godverdomme toch maar een veulen. Ik bedoelde het goed.' Er kwam geen antwoord, de jager, die Ochot heette, wist wat dat te betekenen had. Als zijn echtgenote een idee had, dan had ze het bij wijze van spreken niet in haar achterwerk, wat overigens een erg rond en lekker sexy achterwerk was, want Ochot's vrouw was een noeste werkster en dat had van haar zitvlak, waar ze dus eigenlijk zelden op zat, een erg stevige bips gemaakt. Zijn vrouw was dus onvermurwbaar. Ze kon ook het kadaver van Lipica zien liggen, met de zwarte vogels die neerstreken op de nekrand en hun middagmaal verlekkerd naar binnen pikten. Dat beeld was voldoende om haar niet van haar wraakgevoelens af te brengen.

Spijtig voor Ochot, want zijn echtgenote kon wreed zijn als ze dat wilde. Ze had de gewoonte om kippen te slachten door ze gewoon de kop af te trekken en kattenjongeren gewoon levend de kachel in te gooien als ze vond dat er al genoeg katten in huis waren. Die wreedheid kwam tot volle uiting toen ze bessensap uitgoot over Ochots hoofd. Die wist niet wat hij daar van moest denken. Maar al snel bleek dat Tsjarowna enig verstand had van biologische oorlogsvoering. Ze goot een hele fles bessensap over haar man uit, ging vervolgens op de omheining zitten en wachtte af. Haar man lachte geforceerd en zei: 'Kindje toch, ik heb altijd genoten van dat vreemde gevoel van humor van je, maar maak me nu toch maar los.'

Tsjarowna antwoordde niet. Ze zat, zweeg en wachtte af. Het duurde niet lang of Tsjarowna kreeg de hulptroepen waarop ze gehoopt had. Bloeddorstige strijders zonder de minste scrupules. Mieren. In grote drommen kwamen ze afgezakt, gelokt door de zoetigheid die heel Ochots gezicht bedekte. 'Over ten laatste vijf uur ben je dood', sprak Tsjarowna terwijl ze onverstoord voor zich uitkeek. 'Je bent gek, vrouw', antwoordde Ochot, terwijl hij de voorhoede van het mierenleger over zijn voorhoofd voelde kruipen. Al gauw bedekten ze zijn hele gelaat, ze zaten in zijn oren, in zijn neusgaten, in zijn ogen en in zijn mond. Hij raakte overdekt met mierenbeten en langzaam maar zeker stapelde het gif zich op in zijn lichaam. Ochot kreeg ademhalingsmoeilijkheden en begon te beseffen dat zijn vrouw gelijk zou krijgen. Hij smeekte dat ze hem los zou maken, dat hij voortaan de meest toegewijde echtgenoot ter wereld zou worden. Snikkend vroeg hij om vergiffenis voor alle zonden die hij ooit beging, van de grootste kleinigheden, zoals vieze sokken laten slingeren en de keren dat hij dronken thuisgekomen was, tot die keer dat hij haar moeder zwaar beledigd had op hun trouwfeest door in haar kont te knijpen en te zeggen dat het geen wonder was dat ze zo'n knappe dochter had, want dat zij ook nog steeds een lekker dier was met pronte tieten.

Tsjarowna zuchtte onverschillig. Ze gaf er geen ene moer om. Erger zelfs, de zielige smeekbeden van haar man, schudden haar sadisme pas echt goed wakker. Als hij zijn ongeluk als een echte vent had gedragen en zelfs in deze benarde positie verbaal van zich had afgebeten door haar bijvoorbeeld te verwensen met de meest brutale verwijten, had ze hem misschien zijn leven gegund. Nu zou ze deze slappe vod laten krijsen als het varken dat hij was.
Ze verdween even en trok naar het bos. Ochot schreeuwde dat ze moest blijven en hem nu echt moest bevrijden. Toen ze een kwartier later terug verscheen, reageerde hij dolblij: 'Lieve schat, ik wist dat je het niet kon menen. Ik heb mijn zonden echt ingezien, de rest van mijn leven zal ik zwoegen voor jouw geluk en niets anders, maak me nu alsjeblieft los.' Vanuit zijn positie kon hij niet zien wat Tsjarowna in haar armen droeg. Ze was in het bos hout gaan sprokkelen. 'Nou, honnepon', zei ze, 'de avond valt gauw en ik zou niet willen dat je het koud krijgt, laat ik je een knus houtvuurtje stoken'. Ochot was er niet gerust op en ontlaste zich, want door de doorstane spanningen kon hij zich niet langer bedwingen. 'Och hemeltje, je broek is zeiknat. Maar dat geeft niks hoor, mijn ondeugende hartendief, dat hebben we zo gedroogd.'

Tsjarowna schikte de takken zo dat ze een mooie stapel kreeg, uitstekend gepositioneerd, vond ze zelf, namelijk net tussen de gespreide benen van haar man in. Ze diepte haar mans oude tondeldoos op uit zijn tas en stak de vlam in de bos takken. Ochot werd gek van onzekerheid en bange vermoedens. Hij rook brandlucht, en net toen hij zich realiseerde wat zijn vrouw gedaan had, schoot de pijn als een vlammend zwaard door hem heen. De pijn was nog niks vergeleken bij de angst die hij ervoer en de schroeiende emotionele pijn die een man voelt als hij iets van het meest essentiële verliest dat de natuur hem schonk. Ochots kruis stond in brand. De vlammen likten tussen zijn billen, hoger naar zijn edele delen, tot zijn broek in lichterlaaie stond en zijn mannelijkheid verkoolde. 'We zullen het vogeltje uit zijn nestje roken', grapte Tsjarowna. Ook de omheining vatte vuur, net als het gras en meteen ook Ochtos haar. De mieren werden samen met hem geroosterd. Ochot verwenste zijn vrouw en beet in razernij hele lappen vlees uit de binnenkant van zijn wangen. Uitzinnig van pijn verbrandde Ochot levend tot hij dus niet meer leefde, maar dood was. 'As zijt gij en tot as zult gij werderkeren', zei Tsjarowna en ze grinnikte, want inderdaad, van haar man bleef enkel nog zwarte as over. Toen het vuur vanzelf gedoofd was, sprong ze op het zwartgeblakerde lijk, waardoor het verpulverde tot stof.

Ook niet zo'n heuglijk feit, de dood van een jager, al was hij dan een gefrustreerde zuiplap, die zijn schoonmoeder onheus bejegende, maar men mag niet vergeten dat as bijzonder bemestend . Dus de bloemetjes op de weide vaarden er wel bij. De gecombineerde kracht van Lipica's bloed en Ochots as maakte dat zij nog veel mooier zouden opschieten.

Iemand die vond dat hij er niet wel bij vaarde was de zoon van de jager, Zamer. Die werkte als knecht bij de molenaar op anderhalf uur gaans van het ouderlijke huis. 's Avonds keerde die terug van zijn werk, zoals ook nu het geval was. Zamer zag zijn moeder en liep welgemutst op haar toe. 'Is pa ook in de buurt?', vroeg Zamer. Zijn moeder antwoordde niet en keek erg vreemd. De molenaarsknecht tuurde nieuwsgierig om zich heen en merkte toen pas de zwartgebrande aarde op. Spullen van zijn vader, die de vernietigende kracht van het vuur min of meer overleefd hadden, lagen verspreid rond de plek. Zamer begreep meteen wat er aan de hand was. 'Heb jij?' vroeg hij en hij maakte zijn zin niet af. De uitdrukking op Tsjarowna's gezicht zei genoeg. 'Hoe kon je!' schreeuwde hij daarop en hij vatte zijn moeder bij haar keel en kneep zo hard als hij kon. Ondertussen schudde hij haar dooreen en liet verwijten op haar regenen, terwijl hij ook in haar ogen spuwde.

Toen hij merkte dat ze wat wilde zeggen, loste hij zijn greep een beetje, zodat ze met haar laatste adem nog de woorden 'ik hou van je', kon uitbrengen. Daarna kneep hij harder dan te voren en de moeder stikte in de handen van haar zoon. Zamera stond daar met een dood lichaam in zijn handen. Hij liet het lijk als een slappe pop op de grond zakken en staarde er koeltjes naar. Tot hij iets zag blinken op de grond en er naar greep.
Het was het mes van zijn vader, waarmee die zijn prooien vilde. Het ivoren handvat was nu zwart en voelde nog warm aan. Zamera knielde bij het lijk van zijn moeder en sneed het letterlijk aan repen. Toen haar zoon zo wellustig te keer was gegaan, lag de moeder er bij als een wortel die in dunne schijfjes gehakt is. Zamera stond op, keek naar het resultaat van zijn bloederige karwei en toen overviel het besef hem. Vanaf nu was hij wees. Voor de hele rest van zijn leven zou hij wees zijn. Zonder verder een moment te twijfelen zette hij het aan zijn keel, duwde het lemmet diep in zijn vel en haalde zijn strottenhoofd open. Hij voelde hoe zijn borst nat werd van het bloed en stortte neer, dood.

Van boven af gezien, leek het of de restanten van het verkoolde lijk van de vader en de levenloze lichamen van de zoon en de moeder een driehoek vormden.
Dat is niet meteen een heuglijk feit, maar de bloemetjes vaarden er wel bij, want het is geweten dat mensenbloed erg bemestend is. Zo kwam het dat een maand na deze gebeurtenissen de weide in volle bloei stond en er bloemen opschoten als bomen zo hoog. Kinderen die in de buurt woonden speelden verstoppertje in de holle paardebloem, een gewiekst zakenman plantte er twee, niet meer, zonnebloemen en van de opbrengst van die twee bloemen alleen kon hij een florerende handel in zonnebloempitten starten. Alle mensen waren het er roerend over eens dat de weide waar het veulen Lipica jong van het leven beroofd was, de mooiste weide in de hele wereld was en ook de prachtigste weide sinds er op aarde gras groeide. Dat was het verhaal van de weide, een verhaal met een happy end, ook al bevat het gebeurtenissen die niet wat men noemt heuglijke feiten zijn.

Dat is verder ook helemaal niet zo erg, alleen moet je het niet in je hoofd halen om dit verhaal voor te lezen aan kleine kinderen, want een leuk kinderverhaaltje is het toch niet en iedereen is wel zo wijs om dat niet te doen, behalve Jean-Louis Van Huffel die stand-up-comedian wilde worden, maar faalde en in de plaats daarvan zijn brood verdiende met het vertellen van kinderverhalen op woensdagnamiddag in de bibliotheek van Steen-Okker-Zeel. Ja, die driedubbel overgehaalde kemel had het verhaal van de weide opgenomen in zijn vaste vertelrepertoire. Wat ons zou kunnen brengen tot het verhaal van Jean-Louis Van Huffel die stand-up-comedian wilde worden, maar faalde en in de plaats daarvan zijn brood verdiende met het vertellen van kinderverhalen op woensdagnamiddag in de bibliotheek van Steen-Okker-Zeel.

Maar dat verhaal bewaren we graag voor een andere keer.

 

feedback van andere lezers

  • JC
    Die Van Huffel ken ik, die kon een stukje vertellen zeg..
    pisatelj: Gene gewone die van huffel das waar
  • Peerke
    Schrijf eens korte stukjes vriend, die uitnodigen tot... Zo word je niet gelezen... (ik heb het ook nog niet gelezen...:-(
    pisatelj: Ja, dat begrijp ik wel. Goed dat je het mij zegt. Wat is dan aanvaardbaar? Twee pagina's?

    Ik denk niet dat het verhaal van de weide uw ding is, maar feedback is natuurlijk altijd welkom.

    Groeten,

    William
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .